In 1918 werd een commissie van bijstand in het toezicht op het beheer en onderhoud van de te maken weg van Overveen naar Zandvoort, genaamd Zeewegcommissie, ingesteld. De commissie werd ook wel Zeeweg-terreincommissie genoemd. Alleen leden van de gemeenteraad konden lid van de commissie zijn. Aan de commissie werd geen besturende bevoegdheid toegekend; die bleef bij het College van Burgemeester en Wethouders berusten. De taak was veelal beperkt tot het geven van advies aan het genoemd college. Nadat de Zeeweg voor het publiek verkeer was geopend was de feitelijke taak van de Zeewegcommissie beƫindigd. De commissie werd geleidelijk aan belast met de aan- en verkoop van terreinen en het vooronderzoek van uitbreidingsplannen en de aanleg van nieuwe wegen. In januari 1922 is dan sprake van de Grondcommissie. In de wandeling bleef ook nog wel de naam Zeewegcommissie bestaan.