Het gevangeniswezen ressorteerde tot 1816 en van 1823-1842 onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken; van 1816-1823 en vanaf 1842 onder het Ministerie van Justitie. De verantwoordelijkheid voor het beleid en beheer van het Huis van Bewaring berustte bij het College van Regenten. In de periode 1821-1886 was een Huis van Bewaring bestemd voor personen veroordeeld tot een gevangenisstraf van maximaal vijf dagen; persoenen veroordeeld wegens het plegen van een wanbedrijf tot een gevangenisstraf van maximaal één maand; personen die wegens schulden gegijzeld zijn; passanten met een tijdelijke verblijfplaats en persoenen die op verzoek en op kosten van de familie wegens verkwisting of wangedrag zijn opgesloten.