Tuchthuizen, ook wel Maisons de Détention genaamd, waren een tehuizen bestemd voor de opsluiting van door de Hoven van Assisen veroordeelden en van personen, die door de rechtbanken van eerste aanleg tot meer dan één jaar gevangenisstraf waren veroordeeld. De administratie en het beheer over de tehuizen waren geplaatst onder het gezag en het toezicht van prefecten en onderprefecten. Een op voorstel van de prefect door de overheid aan te stellen Conseil gratuit et charitable was belast met de dagelijkse inspectie. De maire van de plaats van vestiging was voorzitter van dit uit vijf leden bestaande Conseil. In 1821 werd het gevangeniswezen gereorganiseerd. De belangrijkste verandering was het feit dat er een striktere scheiding werd gehanteerd tussen de langer gestraften en de overige gedetineerden. De kleinere instellingen werden geleidelijk opgeheven om plaats te maken voor gestichten met een grote capaciteit.