De steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik oefenden het muntrecht uit als representanten van het landschap van West-Friesland en waren als zodanig de bestuurders van de Munt. Vanaf de oprichting kwamen hun gedeputeerden bijeen in het muntgebouw of op het raadhuis van de stad, waar de Munt op dat tijdstip gevestigd was. Een aantal keren vergaderde men ook, ter bekorting van de reisafstand, in de herberg Bantam of in het Tolhek te Hoogkarspel. De West-Friese Munt is per 1 mei 1796 een Hollandse Munt geworden.