De Eerste Wereldoorlog had voor het neutrale Nederland de consequentie dat alle landsgrenzen verdedigd en bewaakt moesten worden. De hiervoor benodigde manschappen konden niet alleen gerekruteerd worden uit de Militie en Landweer (deze laatste bestond uit 'afgezwaaide' personen uit de Landmilitie). Daarom traden de bepalingen uit de Landstormwet 1913 (Koninklijk Besluit van 28 april 1913, Staatsblad 149) in werking. Deze wet bepaalde dat personen die niet ingelijfd waren bij de Militie onder de Landstorm vielen (art. 2) en dat die in geval van oorlog in actieve dienst konden worden opgeroepen (art. 4). Voor deze personen golden dezelfde bepalingen omtrent lichamelijke en/of geestelijke gezondheid. Vandaar dat de keuringsraden ook voor de Landstorm ingeschakeld werden.