De directie was belast met de ontwikkeling en de behartiging van de belangen van:
-De niet-universitaire opleidingen voor akten van bekwaamheid, bedoeld in artikel 35 van de wvo;
-De opleidingen voor leraren uitgaande van het Nederlands Genootschap tot opleiding van leraren voor het beroepsonderwijs;
-De opleiding tot onderwijzer en kleuterleidster van de pedagogische academies, respectievelijk de opleidingsscholen voor kleuterleid(st)er; de opleidingen voor de examens van de m.o.-akten en l.o.-akten;
-Voorbereiding van regelingen en de uitvoering daarvan voor de niet-universitaire examens voor de m.o.-akten, voor de staatsdiploma’s A en B en voor de l.o.-akten.[1]