Het Algemeen Secretariaat had taken omtrent:
- het personeel en de huishouding van het ministerie;
- ontvangst, verdeling en verzending van de inkomende stukken naar de verschillende afdelingen;
- archief, bibliotheek;
- magazijn van bureaubehoeften en drukwerken;
- overschrijven en verzenden van de uitgaande stukken;
- het repértoire, de legalisaties, het beheer van de legeskas;
- onderwerpen van het kabinet van de minister;
- het personeel van de rechterlijke macht, de notarissen, procureurs en deurwaarders;
- uitgave van het staatsblad.[5]
Vanaf 1883 krijgt het Algemeen Secretariaat vier bureaus waaronder de taken zijn verdeeld:
1. Bureau A. Kabinet en Algemene Zaken
- onderwerpen van het kabinet van de minister;
- het personeel van de rechterlijke macht, de notarissen en deurwaarders;
- uitgave van het staatsblad.
- het personeel en de huishouding van het ministerie;
- ontvangst, verdeling en verzending van de inkomende stukken naar de verschillende afdelingen.
2. Bureau B. Secretarie en Expeditie
- magazijn van bureaubehoeften en drukwerken;
- overschrijven en verzenden van de uitgaande stukken;
- het repértoire, de legalisaties, het beheer van de legeskas.
3. Bureau C. Archief.
4. Bureau D. Bibliotheek.[6]
Vanaf 1902 is het Algemeen Secretariaat anders ingedeeld:
1. Bureau A. Kabinet en Algemene Zaken
- onderwerpen van het kabinet van de minister;
- het personeel van de rechterlijke macht, de notarissen en deurwaarders;
- personeel van de centrale raad van beroep en de raden van beroep (ongevallenverzekering) (vanaf 1904);
- uitgave van het staatsblad;
- het personeel en de huishouding van het ministerie;
- ontvangst, verdeling en verzending van de inkomende stukken naar de verschillende afdelingen.
2. Bureau B. Adel
- behandeling van adelszaken.
Bureau C. Secretarie en Expeditie
- magazijn van bureaubehoeften en drukwerken;
- overschrijven en verzenden van de uitgaande stukken;
- het repértoire, de legalisaties, het beheer van de legeskas.
3. Bureau D Archief (1902-1906).
4. Bureau D en E Archief, agenda en index (vanaf 1907).[7]
In 1912 zijn taken van het Algemeen Secretariaat verdeeld over twee onderafdelingen en vijf bureaus. Later gaan de bureaus verder zonder de verdeling in de onderafdelingen.
Eerste onderafdeling
1. Bureau A Kabinet en Algemene Zaken
- onderwerpen van het kabinet van de minister;
- het personeel van de rechterlijke macht, de centrale raad van beroep, de raden van beroep (ongevallenverzekering) de notarissen en deurwaarders;
- personeel van de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen, de Verzekeringskamer en het Centraal Bureau van Bijstand in zake het toezicht op de boekhouding van de notarissen;
- het personeel van het ministerie;
- Riddersorden (vanaf 1934);
- uitgave van het staatsblad;
- ontvangst, verdeling en verzending van de inkomende stukken naar de afdelingen (vanaf 1925);
- registratie en archief van de geheime en kabinetsstukken (vanaf 1930);
- invordering van registratie-, zegel- en legesgelden;
- huishouding van het ministerie (vanaf 1925);
2. Bureau B Secretarie (1913-1925)
- overschrijven van uitgaande stukken;
- huishouding van het ministerie.
Bureau B Testamentenregister (vanaf 1925):
- uitvoering van de Wet op het testamentenregister;
3. Bureau C Expeditie (1913-1925)
- verzending van de uitgaande stukken;
- legalisaties;
- magazijn van bureaubehoeften en drukwerken.
Bureau C Agenda, Index en Archief (vanaf 1925):
- beheer van het depôt auteurswet 1881.
Tweede onderafdeling (1913-1925):
-Bureau A Agenda en Index (1913-1925).
- Bureau B Archief en Beheer depôt auteurswet 1881 (1913-1925).
4. Bureau D Secretarie (vanaf 1925)
- overschrijven van de uitgaande stukken;
5. Bureau E Expeditie (vanaf 1925):
- verzending van de uitgaande stukken;
- legalisaties;
- magazijn van bureaubehoeften en drukwerken;
- administratie van de huishoudelijke dienst (vanaf 1934).
6. Bibliotheek (vanaf 1931).[8]