De taak van de afdeling Arbeid heeft gelegen in het voorbereiden van wettelijke
maatregelen welke betrekking hadden op:
- het tegengaan van overmatige arbeid;
- het tegengaan van gevaarlijke arbeid;
- het bemiddelen inzake arbeidsverhoudingen;
- het beschermen van derden tegen gevaar, schade of hinder, veroorzaakt door arbeid;
- uitvoering van de Arbeiderswet, de Veiligheidswet, de Caissonwet (houdende bepalingen tot beveiliging bij het uitvoeren van bouwwerken onder grotere luchtdruk dan de atmosferische luchtdruk), de Steenhouwerswet, de Stuwadoorswet, de Phosphorluciferswet, de Huisarbeidswet (1933), de Stoomwet, de Hinderwet, de Arbeidsgeschillen wet (1923), de Bedrijfsradenwet (1933), de wet op de Hoge Raad van Arbeid (1927), de wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidersovereenkomsten en de wet inzake de verdeling van de beschikbare arbeid;
- de personele en comptabele aangelegenheden van de ambtenaren, die werkzaam waren bij de Arbeidsinspectie, de Inspectie van de Havenarbeid, het Stoomwezen, het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater en de Hoge Raad van Arbeid;
- de bevordering van onderwijs in eerste hulp bij bedrijfsongevallen.[3]