Het Algemeen Secretariaat had taken omtrent:
- het personeel en de huishouding van het ministerie; regeling van en toezicht op de dienst van de boden en beambten;
- ontvangst, verdeling en verzending van inkomende stukken naar de verschillende afdelingen;
- agenda van inkomende en uitgaande stukken, index, archief, bibliotheek, magazijn van schrijfbehoeften, drukwerken;
- overschrijven en verzenden van de uitgaande stukken;
- het répertoire, de legalisaties, de invordering, het beheer en de verantwoording van zegel –en lesgelden;
- het personeel van de rechterlijke macht, de notarissen, de procureurs en deurwaarders, verlening van verlof, etc.;
- behandeling van de onderwerpen van geheime aard en die van het kabinet;
- behandeling van de onderwerpen van algemene aard;
- vraagstukken omtrent burgerlijk, handels –en strafrecht en strafvordering, de uitvoering van de wetten, de wetgeving, etc. (tot 1865);
- vraagstukken omtrent publiek –en volkenrecht (vanaf 1865);
- uitleveringen, buitenlandse dagvaardingen, rogatoire commissies (vanaf 1865);
- verzoeken om gratie, dispensatie, naturalisatie, wettiging, naam aanneming, meerderjarigverklaring (vanaf 1865);
- de uitvoering van de wetten, wetgeving, etc. (vanaf 1865);
- de uitgave van het staatsblad.[3]