Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 waren de voorwaarden tot het voeren van een effectief voorzieningsbeleid belangrijk gunstiger dan in 1914. Niet alleen was het reeds geruime tijd te voorzien, dat de internationale spanningen zouden kunnen leiden tot een gewapend conflict, tevens kan worden geconstateerd, dat de Nederlandse volkshuishouding zich in de decennia na de afloop van de Eerste Wereldoorlog ondanks de langdurige depressie der dertiger jaren in gunstige zin had ontwikkeld. Ten behoeve van de economische verdedigingsvoorbereiding werd in 1937 het Bureau Economische Verdedigingsvoorbereiding ingesteld, vallend onder de Afdeeling Nijverheid van de Directie van Handel en Nijverheid.
Op 30 juni 1939 bereikten acht herziene noodwetten het Staatsblad. Zij vormden de onmisbare juridische grondslag voor het te voeren voorzieningsbeleid gedurende en na de oorlog:
1. Distributiewet
2. Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding
3. Algemene vorderingswet
4. Bodemproduktiewet
5. Prijsopdrijvings- en hamsterwet
6. Zeeschepenvorderingswet
7. Wet behoud scheepsruimte
8. Zee- en luchtvaartverzekeringswet
In 1940 wordt de naam van het bureau veranderd in Bureau Economische Verdediging. Tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog was er geen apart bureau of aparte afdeling die zich bezighield met economische verdedigingsvoorbereiding.