Het Bureau van de Geneeskundige Dienst werd opgericht op 22 augustus 1849.[1] De dienst werd bestuurd door een inspecteur-generaal, maar stond onder het oppertoezicht van het ministerie. De officieren van gezondheid werden geplaatst bij de korpsen van het leger en bij militaire ziekeninrichtingen. Dit was afhankelijk van de behoefte van zorg. De militaire ziekeninrichtingen werden onderscheiden in een groot Rijkshospitaal te Utrecht, garnizoenshospitalen en garnizoensinfirmerieën. Het groot Rijkshospitaal was tevens bestemd tot het opleiden van geneeskundige officieren tot de beproeving van de genezing van tot de dienst onbekwaam geoordeelde militairen en om zieken over te nemen uit hospitalen die ontruiming behoeven. De paardenartsen werkten in het leger daar waar nodig.[2]