Overzicht relaties

Capitulantenreglement 1935 (Defensie)

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Beschrijving
Bestaansperiode
Einddatum
1940-06-14
Functies en activiteiten

In essentie diende het Capitulantenreglement om de overgang van militair personeel naar de civiele dienst mogelijk te maken.[1]

 

 

 

Mandaten/Gezagsbronnen

Bij wet van 29 november 1935, Staatsblad nr. 685 tot verlaging van de openbare uitgaven werd mede, in paragraaf 43, vastgesteld het Reglement tot instelling van een capitulantenstelsel, het "Capitulantenreglement" (verder te noemen: reglement). Op 9 december 1935 werd de voornoemde wet afgekondigd.[2]

Bij het Capitulantenbesluit (St. 1936 no. 542) waren ingesteld de Capitulantenraad en, tot bijstand van dien Raad, het Centraal Capitulantenbureau, als orgaan tot uitvoering van het Capitulantenreglement 1935 (§ 43 van de wet van 29 November 1935, St. no. 685).[3]

 

 

Structuur

Ingevolge het Reglement hadden;

 a. dienstplichtige onderofficieren met rang van sergeant, die ingevolge vergunning van de Minister van Defensie in de zin van art. 35 van de Dienstplichtwet een tijdvak van zes jaren in werkelijke dienst hadden doorgebracht;

b. vrijwillig dienende manschappen van de Koninklijke Marine, behorende tot het korps Mariniers, die te rekenen van het einde van hun eerste opleiding bij dat korps daarbij gedurende een tijdvak van zes jaren hadden gediend en die niet bestemd werden om bij de zeemacht blijvend een functie te vervullen;

c. korporaals van het korps Politietroepen, die gedurende een tijdvak van zes jaren bij dat korps hadden gediend en die niet bestemd waren om daarbij blijvend een functie te vervullen;

d. marechaussees, die gedurende een tijdvak van zes jaren als zodanig hadden gediend en die niet bestemd waren om bij hun wapen blijvend een functie te vervullen;

e. remonterijders, die gedurende een tijdvak van tien jaren als zodanig hadden gediend, zo mede

 f. eervol uit de dienst bij het Koninklijk Nederlands-Indisch leger ontslagen Europese militairen beneden de rang van sergeant, die gedurende een tijdvak van ten minste vijf, doch niet meer dan acht jaren bij dat leger hadden gediend en wier ontslag na 16 Juni 1936 was ingegaan, aanspraak op: voor zoveel de onder a bedoelden betrof, toelating in de door hen beklede rang tot een vrijwillige verbintenis als militair ambtenaar bij de Koninklijke landmacht in de zin van art. 1, eerste lid, onder a, van de Militaire Ambtenarenwet 1931, bij daarvoor bij algemene maatregel aan te wijzen onderdelen van de landmacht, en voorts alle categorieën, genoemd onder a tot en met f, op benoeming hetzij tot ambtenaar in dienst van een van de lichamen, genoemd in art. 3 en art. 4 van de Pensioenwet 1922 (St. no. 240) in nader aan te wijzen ambten en betrekkingen, hetzij tot spoorwegambtenaar in de zin van de Pensioenwet voor de Spoorwegambtenaren 1925.[4]

 

 

 

 

 

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Defensie tot 1940-06-14
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/4be0d5eb-c560-47be-a473-b3f54d9f2b5c
Bronnen

[1] H.E.M. Mettes, R. van Velden, Inventaris van de archieven van de Capitulantenraad, 1936-1940 en van het Centraal Capitulanten Bureau, 1936-1940. Nummer archiefinventaris: 2.13.68.02 Nationaal Archief, Den Haag 1994

[2] Ibidem

[3] Staatsalmanak 1940

[4] Ibidem