Op 1 september 1928 werd het Ministerie van Defensie opgericht. Het ministerie bestond uit de samenvoeging van het Ministerie van Oorlog (1843-1928) en het Ministerie van Marine (1843-1928). Al geruime tijd vóór 1928 werd overwogen de ministeries van Oorlog en Marine samen te voegen. De samenwerking tussen beide ministeries bleef beperkt tot gezamenlijke strategische planning en overleg op het hoogste niveau, maar het dagelijks beleid en alle technische, personele en administratieve zaken bleven strikt gescheiden. Wel adviseerde de in 1908 ingestelde ‘Raad van Defensie' als permanent college over de gehele defensie, dus zowel de land- als zeemacht. In 1912 was een koninklijk besluit tot opheffing van Oorlog en Marine en tot instelling van een ministerie van Defensie tot stand gekomen, maar mede door de Eerste Wereldoorlog was het niet gekomen tot uitvoering. Vooral de Marine verzette zich tegen deze plannen. Een complicatie was dat het zwaartepunt van de marinetaken in Oost-Indië lag, terwijl de landmacht primair de verdediging van Nederland als taak had.[1]
Niettemin kwam het in 1920 tot een soortgelijk besluit als dat van 1912, met als motieven: vereenvoudiging, bezuiniging en betere coördinatie van de verdediging. De samenvoeging zou echter pas in 1928 werkelijkheid worden. Marine verhuisde nu van Lange Voorhout 7 naar Plein 4. J.M.J.H. Lambooy werd de eerste minister van Defensie.[2]
Het nieuwe departement ging op 1 september van dat jaar van start met liefst zestien afdelingen. De meeste afdelingen waren of op de marine gericht of op de landmacht. Er waren maar een paar afdelingen die zowel op de landmacht als op de marine waren gericht. Veel vergelijkbare taken van de voormalige ministeries werden in de nieuwe organisatie niet geïntegreerd. Zo waren de afdelingen Personeel en Intendance gesplitst in een afdeling Landmacht en een afdeling Zeemacht. Deze tweedeling werd voor wat betreft de Intendance in 1931 ongedaan gemaakt, maar voor de overige afdelingen bleef de situatie tot 1940 ongewijzigd.[3]
Het departement van Defensie werd op14 juni 1940 onder bestuur van de "Chef des Stabes des Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden", generaal F.C. Christiansen, gesteld. De naam van het departement werd gewijzigd in "Abwicklungsstelle des Departement van Defensie”, afwikkelingsbureau van het departement van Defensie. Hiermee nam dit departement een uitzonderingspositie in, aangezien alle andere departementen onder de Rijkscommissaris gesteld werden. De ambtelijke leiding van het departement bleef in handen van de Secretaris-Generaal. Op 14 juni 1940 werd de Secretaris-Generaal van het departement van Defensie, C. Ringeling, op last van de Rijkscommissaris van het bezette Nederlandse gebied van zijn functie ontheven.[4]