De afdeling had taken omtrent:
- kennisneming van alle stukken die met de volksvertegenwoordiging worden gewisseld en van alle zaken waarvoor een uitsluitend technische of administratieve behandeling onvoldoende was;
- wetgevende arbeid die niet tot de werkkring van een van de andere afdelingen behoorden. Evenals kennisneming van de wetgevende arbeid van die afdelingen;
- onderwerpen van staats-, administratief –en privaatrecht;
- rechtskundige adviezen aan andere afdelingen;
- militaire justitie –en krijgstucht;
- sociale aangelegenheden;
- uitvoeren van het arbeidsreglement voor werklieden in dienst van het Rijk;
- gratiezaken;
- aanstelling, bevordering en ontslag van de burgerlijke ambtenaren bij het ministerie en de inrichtingen onder het ministerie ressorterend;
- burgerlijke pensioenen;
- wachtgelden;
- kortingen op traktementen en pensioenen wegens schulden;
- uitvoeren van de Hinderwet zover defensie daarbij betrokken was;
- zaken uitvoeren die niet tot de werkkring van andere afdelingen behoorden.[1]
- onderwerpen van internationaal recht, publiekrecht en militair straf –en tuchtrecht (vanaf 1936).[2]