Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1843
Einddatum
1928
Geschiedenis

In 1843 werd de Generale Directie van Marine vervangen door het Ministerie van Marine. Het departementshoofd J.C. Rijk kreeg de rang en titel van minister. Onder de minister ressorteerden voorts een aantal ‘algemeene ambtenaren' zoals de inspecteurs van de Artillerie, de Geneeskundige Dienst en de Marinegebouwen. Er waren vijf directies van de Marine in Willemsoord, Amsterdam, Rotterdam, Hellevoetsluis en Vlissingen. Deze directies kregen meer zelfstandigheid, waardoor de correspondentie met het ministerie in Den Haag afnam. Voor de steeds groeiende verzameling kaarten en tekenin­gen werd in 1851 een Depot kaarten in het leven geroepen. Er ressorteerde in 1851 nog zeven bureaus (A t/m F) onder het ministerie. Die werden met ingang van 1852 samengevoegd tot een drietal afdelingen.[1]

De relatie tussen de minister van Marine en de commandant van de in Indië gestationeerde zeemacht enerzijds en de minister van Koloniën en het opperbestuur in Nederlands-Indië anderzijds was gecompliceerd. Volgens de Indische staatsregeling moesten het beleid van land- en zeemacht op elkaar worden afgestemd door het gemeenschappelijk opperbevel van de gouverneur-generaal. Ondanks deze koppeling ressorteerden beide krijgsmachtonderdelen (vanaf 1842) onder verschillende ministeries in Nederland: het Indische leger onder Koloniën en de kern van de zeemacht onder Marine. De commandant zeemacht in Indië mocht alleen over administratieve zaken rechtstreeks corresponderen met de minister van Marine. Alle andere kwesties moest hij eerst opnemen met de gouverneur-generaal, die contact opnam met de minister van Koloniën en deze op zijn beurt met zijn collega van Marine. Omgekeerd moest dezelfde omweg worden gevolgd.[2]

Vanaf 1868 waren er nog maar drie marine-directies (Den Helder (Willemsoord), Amsterdam en Hellevoetsluis). Marine wilde een betere coördinatie krijgen met de defensie te land. Daarom werd in 1889 bepaald dat de commandanten van marine in Willemsoord en Hellevoetsluis het commando zouden krijgen over de overwegend maritieme stellingen van Den Helder, de ‘ Monden van de Maas’ en ‘het Haringvliet’. Het commando was inclusief de daarin gelegerde landmachtonderdelen. Omgekeerd kwam de marinecommandant te Amsterdam in oorlogstijd onder het bevel van de landmacht-commandant van de stelling van Amsterdam. Rond 1915 werd de directie Amsterdam opgeheven en in 1924 ook het inmiddels van Hellevoetsluis naar Middelburg verplaatste comman­dement. Vanaf 1925 fungeerde alleen in Willemsoord nog een commandement. Als adviesorgaan was in 1903 de Marineraad ingesteld die beide krijgsmachtministers moest adviseren. In 1908 werd die vervangen door de ‘Raad van Defensie'.[3]

Functies en activiteiten

De marine had taken omtrent de kustverdediging in Nederland, bescherming van en toezicht op de koopvaardij en visserij, verdediging van de Nederlandse koloniën, beschikbaar stellen van personeel en materieel voor de zeemacht, loodwezen en hydrografie.[4]

 

Structuur

Vanaf 1890 fungeerden naast de afdelingen diverse bureaus: Bureau Marinestaf (1892- circa 1903), Bureau Kabinet van de minister (1890-1923; vanaf 1924 afdeling Kabinet van de minister), Bureau speciale diensten (1890-1891/1902), Bureau Geneeskundige dienst der zeemacht (1890-1902), Bureau Artillerie (1890-1902), Bureau Scheepsbouw (1890-1902), Bureau Stoomvaartdienst (1890-1900), Bureau Intendance van het Korps Mariniers (1890-1902) en Bureau Torpedodienst (1891-1902).[5]

 

Relaties
Onderliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Bureau A Secretarie (Marine) 1843 tot 1851
Bureau B Zeemacht, loodswezen, militaire justitie, quarantaine (Marine) 1843 tot 1851
Bureau C Levensmiddelen, kleding (Marine) 1843 tot 1851
Bureau D Materieel, werven, magazijnen, scheepsbouw, uitrusting, gebouwen (Marine) 1843 tot 1851
Bureau E Soldijen, zee-traktementen (Marine) 1843 tot 1928
Bureau F Algemene comptabiliteit, vaste traktementen (Marine) 1843 tot 1851
Bureau G Loodswezen (Marine) 1845 tot 1851
1e Afdeling Materieel en personeel van de zeemacht (Marine) 1852 tot 1860
2e Afdeling Loodswezen (Marine) 1852 tot 1860
3e Afdeling Staatsbegroting, militaire administratie en algemene zaken (marine) 1852 tot 1860
Afdeling Materieel (Marine) 1860 tot 1928
Afdeling Personeel (Marine) 1860 tot 1928
3e Afdeling Financiële comptabiliteit (Marine) 1860 tot 1877
4e Afdeling Loodswezen (Marine) 1860 tot 1877
Afdeling Loodswezen (Marine) 1877 tot 1928
Afdeling Generaal Secretariaat (Marine) 1860 tot 1880
5e Afdeling Hydrografie (Marine) 1874 tot 1877
Afdeling Hydrografie (Marine) 1877 tot 1928
Afdeling Soldijen, Voeding en Kleding (Marine) 1877 tot 1915
Afdeling Intendance (Marine) 1890 tot 1928
Bureau Comptabiliteit en Staatsbegroting (Marine) 1877 tot 1890
Afdeling Comptabiliteit (Marine) 1890 tot 1928
Bureau Generaal Secretariaat (Marine) 1880 tot 1886
Bureau Secretariaat (Marine) 1886 tot 1909
Bureau Agenda en Index (Marine) 1886 tot 1910
Bureau zegel, leges, registratie en geheim archief (Marine) 1886 tot 1910
Afdeling Secretariaat (Marine) 1909 tot 1928
Afdeling Zegel, leges en registratie, agenda's, indices en archieven (Marine) 1910 tot 1924
Bureau Bibliotheek (Marine) 1910 tot 1928
Afdeling Defensie (Marine) 1909 tot 1928
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Generale Directie van Marine 1843
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Defensie 1928-09-01
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/00efc1e6-f4f4-4445-8ba5-ab02a4b5cced
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 220-221.

[2] Idem.

[3] Ibidem, 222.

[4] Ibidem, 225-227.

[5] Otten, Gids voor de archieven, 221 en staatsalmanakken 1890-1923.