De afdeling had taken omtrent:
-Het recht met betrekking tot de bestemming en het gebruik van gronden, de volkshuisvesting, het bouwen, de huisvesting van de rijksdiensten en de huur en verhuur van gebouwd onroerend goed;
-Behandelen van de wetgeving van het ministerie (het uitvaardigen van algemene maatregelen van bestuur en ministeriƫle beschikkingen daaronder begrepen), de geschillen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet, alsmede de goedkeuring van besluiten tot onteigening in het belang van de ruimtelijke ordening en van de volkshuisvesting, de schorsing en vernietiging van besluiten van lagere organen op het gebied van de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en het bouwen;
-De afdeling was voorts belast met de uitvoering van de Huurwet, de Woonruimtewet 1947, de Wet Premie Kerkenbouw en met de zorg voor de aangelegenheden betreffende woonschepen, in de zin van de Wet op Woonwagens en Woonschepen 1918;
-Zij behandelde geschillen inzake privaatrechtelijke aansprakelijkheid voor overheidsdaden en andere aangelegenheden van privaatrechtelijke aard;
-Recherchezaken.[1]