Hoofdtaken van de erediensten waren financiële ondersteuning en toezicht op de organisatie. Dit waren taken omtrent:
- de uitbetaling van traktementen en pensioenen van kerkelijke bedienaren;
- verlenen van financiële steun aan seminaries, kerkbesturen en kerkfabrieken;
- toestemming geven voor de aanvaarding van schenkingen en legaten aan kerken en kerkelijke instellingen van armenzorg.
- toestemming geven voor de bouw en herstel van kerkgebouwen en pastorieën, en eventueel subsidies verlenen;
- reglementering van de kerkgenootschappen.
- het houden van toezicht op inrichting en bestuur van kerken en kerkelijke instellingen van armenzorg;
- het geven van toestemming voor oprichting, opheffing en samenvoeging van kerkelijke gemeenten;
- het houden van toezicht op het kerkelijk onderwijs;
- geestelijke verzorging in leger en gevangenissen.[2]