Het kabinet had taken omtrent:
-Behandeling van aangelegenheden van algemene aard, van secretariaatsaangelegenheden van de Minister en de Secretaris-Generaal en van zaken, welke op last van de Minister bij het Kabinet behandeld werden;
-Het verlenen van bijstand aan de Secretaris-Generaal. Onderhouden van het contact met het Kabinet der Koningin, de Griffies der Staten-Generaal en het Secretariaat van de Ministerraad;
-Regeling van ontvangsten;
-Koninklijke en andere onderscheidingen;
-Behandeling van de adviezen over naturalisatieverzoeken;
-Ontvangst en verdeling over de algemene directies en algemene hoofdafdelingen van de tot de Minister en de Secretaris- Generaal gerichte stukken.[1]