Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Parallelle namen
Kamers van Koophandel en Fabrieken (EZ)
Andere namen
kvk
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1921
Geschiedenis

Historie tot 1815

De eerste Kamer van Koophandel werd opgericht in Marseille in 1599. Deze organisatie bestond uit 4 kooplieden, wier taak het was de commerciële belangen van de stad te behartigen. In Nederland ontstond in 1663 in Amsterdam een “Collegie van Commercie”, maar dit heeft slechts twee jaar gefunctioneerd. Ook een soortgelijke college in Rotterdam was geen lang leven beschoren. De met Frans steun uitgevoerde Bataafse revolutie heeft in 1795 in een aantal steden (Rotterdam, Dordrecht, Amsterdam)  geleid tot de oprichting van Comités van Koophandel en Zeevaert, Fabriquen en Trafieken. Deze Comités adviseerden de stadsbestuurders over de belangenbehartiging van het bedrijfsleven.

De eerste Kamer van Koophandel naar Frans model werd in 1803 in Rotterdam opgericht. Daartoe is door de Gemeenteraad een besluit genomen. Deze KVK bestond uit 11 leden, “genomen uit de beste en kundigste kooplieden en fabrijcquanten binnen deze stad”. Deze KVK had een evenwichtige samenstelling,  omdat de leden afkomstig waren uit de (internationale) handel, zeevaart en fabrikanten. Haar taak was het behartigen van de belangen van het bedrijfsleven. Na inlijving in het Franse Keizerrijk zijn naast Rotterdam, Kamers opgericht in Amsterdam, Dordrecht, Middelburg en Vlissingen. De taak van deze Kamers bestond uit de volgende taken:

  • Haar mening geven over de wijze waarop de handel kon worden bevorderd;
  • In het verlengde hiervan kennis te geven aan de overheid van belemmeringen die de handel ondervindt;
  • Aangeven welke middelen nodig zijn om de handel te bevorderen
  • Toezicht houden op publieke werken die moeten worden uitgevoerd ten behoeve van de handel en het uitvoeren van wetten en decreten mbt de contrabande.

Ongeveer tegelijkertijd vond bij Keizerlijk decreet van 2 april 1804 de oprichting en samenstelling van zogenoemde consultatieve Kamers van Fabrieken en Trafieken te Maastricht, Venlo en Vaals plaats. Het zuiden van Nederland was immers al in 1804 bij Frankrijk ingelijfd.  Deze Kamers zijn qua aard enigszins met de Kamers van Koophandel te vergelijken. Deze kamers werden bij K.B. van 21 augustus 1817, overeenkomstig het Regeringsregelement van 8 oktober 1815, gereorganiseerd en geconstitueerd tot Kamers van Koophandel en Fabrieken.

Gemeentelijke Kamers van Koophandel 1815 - 1922

In 1815 werd door koning Willem I, in navolging van Napoleon, bij Koninklijk Besluit een "Reglement ter organisatie van de Kamer van Koophandel" goedgekeurd, waarbij het bestaansrecht van de Kamers van Koophandel en Fabryken werd vastgelegd (KB 18 oktober 1815, no 18). Met de toevoeging "en Fabryken" gaf hij te kennen dat Nederland zich tevens industrieel moest gaan ontwikkelen. De taak van de Kamers werd beperkt tot louter adviezen voor de gemeenteraad en de “Raad van Koophandel en Koloniën”. Het betrof uitsluitend adviezen waar door de overheid om gevraagd werd. Leden van de Kamer en de secretaris werden benoemd door de Koning. Rekeningen en begrotingen moesten door de Minister in overleg met de gemeenteraden worden goedgekeurd. De financiën waren afkomstig uit de gemeentekas. Kenmerk van deze kamers van Koophandel was dat hun werkingsgebied beperkt was tot de gemeente waarin zij gevestigd waren.

Het jaar 1848 leidde in Nederland tot invoering van de parlementaire democratie. Deze omwenteling had ook consequenties voor de Kamers van Koophandel. Op 9 november 1851 (Stbl. 142) werd bij Koninklijk Besluit het nieuwe reglement op de Kamers van Koophandel en Fabrieken afgekondigd en werden tot dan toe geldende min of meer lokale regelingen buiten werking gesteld. Volgens de algemene bepalingen van dit reglement werden de Kamers beschouwd als de wettelijke organen voor handel en nijverheid. Als zodanig moesten zij inlichtingen verschaffen aan hogere en lagere besturen en brachten zij de ontvangen berichten officieel ter kennis van de burgerij. In tegenstelling tot de voorgaande periode betrof het zowel gevraagde als ongevraagde adviezen. De leden van de Kamer werden aangewezen door kiesgerechtigde handelaren en fabrikanten. In 1896 werd het reglement vervangen, omdat de basis van de kiesbevoegdheid, neergelegd in het reglement van 1851, namelijk het zijn aangeslagen in de patentbelasting, in 1893 was vervallen. Bij Koninklijk Besluit van 4 mei 1896 werd in het reglement onder meer een gedetailleerd kiesrecht vastgesteld. In deze periode bleven de Kamers voor de financiering afhankelijk van de gemeenten waarin zij gevestigd waren. In totaal waren er in 1919 97 Kamers van Koophandel, waarvan de werking beperkt was tot het gebeid van de vestigingsgemeente. Daardoor waren er 1006 gemeenten die buiten de werkingssfeer van een Kamer van Koophandel vielen.

Regionale Kamers van Koophandel 1922 - 1942

Tijdens de eerste Wereldoorlog (1914 -1918) kwamen er steeds meer bezwaren tegen de opzet van de gemeentelijke kamers van Koophandel: zowel van regeringszijde als van de Kamers van Koophandel. Men vond in de kamers niet een volledige vertegenwoordiging van de belangen van handel en nijverheid. Daarbij kwam dat de Kamers geen landelijk dekkend netwerk vormden. Dit leidde tot nieuwe wetgeving op de Kamers van Koophandel, die als wet van 26 maart 1920 (nr 152) in het Staatsblad gepubliceerd werd. Het aantal Kamers werd beperkt tot 36 en dekten het gehele Nederlandse grondgebied (KB 17 augustus 1920 (stb 711). Tegelijkertijd is besloten tot de instelling van het handelsregister, waarvan het beheer bij de Kamers van Koophandel werd belegd. De nieuwe wet op het handelsregister werd tegelijkertijd met de Wet op de Kamers van Koophandel van kracht op 15 maart 1921. In het voorjaar van 1922 gingen de nieuwe Kamers van Koophandel van start. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de Kamers van Koophandel 1922 -1942. Het betrof een indeling in economisch geografische gebieden, waarvan de grenzen niet altijd samenvielen met die van de provinciegrenzen.

De besturen van de Kamers van Koophandel bestonden uit 14 tot 38 leden. Inschrijving in het handelsregister gaf de ingeschrevenen kiesrecht. Het idee is dat het bestuur ‘de ondernemers vertegenwoordigt’. Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen de afdeling MKB en de afdeling Grootbedrijf. Naast het beheer van het handelsregister waren handelsvoorlichting en advisering van de overheid en verslaggeving van het regionale bedrijfsleven en economie belangrijke taken van de nieuwgevormde Kamers. Bovendien bezaten de Kamers de bevoegdheid om instellingen ten dienste van handel en nijverheid op te richten, zoals handelsbeurzen en handelsscholen en tevens de afgifte van certificaten van oorsprong en het legaliseren van handtekeningen. Daar kwamen in de crisisperiode taken bij zoals in het kader van de vestigingswet kleinbedrijf van 1937.

De Kamers van Koophandel werden financieel zelfstandig: in plaats van de bijdrage uit de gemeentekas kwam verplichting van de ingeschrevenen in het handelsregister voor de betaling van een jaarlijkse bijdrage aan de Kamer van Koophandel. Voor de onderlinge afstemming werd in 1924 de Vereniging van de Kamers van Koophandel opgericht.

Provinciale Kamers van Koophandel 1942 -1950

Na de Duitse inval in Nederland werd op 1 april 1942 de organisatie van de Kamers van Koophandel op andere leest geschoeid: er kwamen provinciale Kamers van Koophandel: in plaats van 36 dus 11 Kamers van Koophandel. De overige kamers werden in de vorm van aan de provinciale Kamer ondergeschikte “kantoren” gehandhaafd. Zie bijlage 3 voor een overzicht.

Daarnaast werd het “Führerprinzip” ingevoerd: de voorzitter van de Kamer werd benoemd door de secretaris-generaal van het departement van handel en Nijverheid en kreeg uitgebreide bevoegdheden. De voorzitter vormde samen met de plaatsvervangend voorzitters het dagelijks bestuur.

Na de bevrijding in mei 1945 bleef de indeling in provinciale Kamers van Koophandel bestaan tot 1950. Wel werd meteen besloten tot de-nazificering. Het leiderschapsbeginsel werd op 31 mei 1945 terzijde geschoven. De taak van belangenbehartiging wordt nu vervangen door belangenbevordering van het regionale bedrijfsleven.

Regionale Kamers van Koophandel 1950 - 2013

Op 1 januari 1951 trad de nieuwe wet op de Kamers van Koophandel in werking (wet van 21 augustus 1950, Stb K. 367). Het belangrijkste doel was het rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog. Er kwamen weer 36 volwaardige Kamers van Koophandel. In tegenstelling tot de vooroorlogse periode werd de regionale indeling herzien: de grenzen van een Kamergebied mochten de provinciegrenzen niet overschrijden. 

Het systeem van verkiezingen werd vervangen door een systeem van coöptatie: zittende bestuursleden kiezen de nieuwe bestuursleden.

Aangezien de wet uit 1950 als tijdelijk was bedoeld, kwam in 1963 de nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel tot stand (Wet van 4 juli 1963, Stb 286). Doel van de wet was het instituut beter in te passen in de bestuurlijke en economische verhoudingen in Nederland. In de werkzaamheden komt het accent meer te liggen op beleidsuitvoering en beleidsvoorbereiding. 

Wat betreft de bestuurlijke samenstelling van de Kamers werd het coöptatiestelsel vervangen: door de SER aangewezen organisaties kregen na 1963 het benoemingsrecht toegewezen. De SER baseert zich bij het vaststellen van de lijst op de voordracht door de regionale Kamer van Koophandel. Midden- en kleinbedrijf krijgt 1/3 van de zetels, de werknemers maximaal ¼ (na 1983: 1/3 van de zetels) en overige ondernemers de overige zetels. De gebiedsindeling blijft vergeleken met 1950 ongewijzigd.

 De advisering door de regionale Kamers wordt belangrijker door de noodzaak voor de regering om regionaal beleid te voeren gericht op o.m. achtergebleven gebieden.

De Kamers van Koophandel zijn belast met de volgende taken:

  • Beheren van het handelsregister,
  • Beheren van deponeringen van jaarstukken;
  • Beheer van het verenigingen en stichtingenregister vanaf 1976;
  • Geven van handelsnaamadvies
  • Adviezen mbt winkelsluiting en afgifte vergunningen winkelweekacties
  • Bijhouden registerafbetalingstelsel en colportage
  • Afgifte vergunningen Vestigingswet bedrijven, detailhandel en drank en horeca wet
  • Advisering makelaars en beëdiging andere deskundigen
  • Arbitrage
  • (Handels)voorlichting, informatie en bedrijfsadvisering
  • Afgifte van Exportdocumenten: certificaten, verklaringen, carnets
  • Advisering mbt buitenlandse handel
  • Advisering regionale economie en ruimtelijke ordening

In het kader van de economische noodwetgeving zijn de secretarissen van de kamers van Koophandel aangesteld als economisch commissaris. Dat betekent dat in geval van economische noodsituaties de secretarissen de bevoegdheid hebben om vitale ondernemingen aan te wijzen die bijvoorbeeld prioriteit bij de verdeling van goederen ingeval van schaarste krijgen.

Financiering van de Kamers van Koophandel is gebaseerd op de jaarlijkse bijdrage voor inschrijving in het handelsregister aangevuld met retributies voor verleende diensten. Zie bijlage 4 voor de indeling van de Kamers van Koophandel in de periode 1950 -1997

Naar aanleiding van de evaluatie 1994 door Bureau Dijk 12 waarin geconstateerd wordt dat de afstand tussen Kamers van Koophandel en bedrijfsleven te groot is en vragen worden gesteld bij de efficiency van de Kamers wordt op 1 januari 1998 een nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel van kracht (Staatsblad 1997,783 en 784). Het Algemeen Bestuur wordt het beleidsbepalende orgaan. Het aantal kamers van Koophandel wordt teruggebracht van 35 naar 21 (zie bijlage 5 voor een overzicht). Het aantal leden van de Kamer is minimaal 30 en maximaal 48. Eénderde deel van de leden is afkomstig uit de kring van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, voor eenderde deel uit de kring van overige ondernemers en voor eenderde uit de kring van werknemers.

Wat betreft de juridische vorm kiest de wetgever voor een publiekrechtelijke vorm. Vanwege de rechtszekerheid worden de kamers ondergebracht bij de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Zonder deze wettelijke basis zouden de door de wet opgedragen taken niet (goed) uitgevoerd kunnen worden.

Deze taken zijn als volgt ingedeeld:

  1. Verplichte taken:
    1. Wetsuitvoering: Handelsregister en specifieke wetten
    2. Voorlichting: Loketfunctie en Regionale voorlichting
    3. Regiostimulering
  2. Facultatieve taken: deze worden door het Algemeen Bestuur bepaald en het betreft activiteiten die niet expliciet in de wet staan, maar wel bij de wettelijke doelstellingen van het instituut passen.

De indeling in wettelijke taken wordt ook vertaald naar de financiering van de Kamers van Koophandel. Basis voor de financiering wordt het profijtbeginsel: waar mogelijk betaalt de afnemer een kostendekkend tarief voor de producten en diensten. In plaats van de jaarlijkse bijdrage komt er een verplichte heffing voor de ingeschreven in het handelsregister per taak. Deze financiering uit de heffingen heeft het karakter van ‘tekort’ financiering. Er komt een gescheiden financiering en heffing per taak: één voor de registratie-taak, één voor de loketfunctie en voorlichting en één voor de regiostimulering.

In 2005 wordt een evaluatie van de wet uitgevoerd door de B&A Groep onder de naam: kamers van Koophandel op een kruispunt. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de effectiviteit en efficiency van de Kamers nog te wensen overlaat. Dit vormt de aanleiding tot aanpassing van de wet in 2008 (Stb. 2007,459).  Belangrijkste kenmerk hiervan is dat verdere schaalvergroting plaatsvindt door een reductie van het aantal kamers van 21 naar 12 (zie bijlage 6). De verwachting is dat een meer gelijke omvang van de Kamers en een meer evenwichtige verdeling over Nederland zal leiden tot meer efficiency en professionaliteit. Het aantal kantoren/frontoffices blijft intact om de dienstverlening aan de ondernemers te waarborgen. De omvang van de besturen wordt beperkt van 48 leden naar 24. 

Ten aanzien van de taken zijn de wijzigingen als volgt:

  • Het handelsregister wordt aangemerkt als basisregister en wordt centraal aangestuurd met bindende besluitvorming.
  • Voorlichting en loketfunctie worden opgenomen in de Nationale Taak. Hiervoor wordt een Nationale Agenda opgesteld met nationale afspraken over uniformiteit
  • Regiostimulering en -advisering worden opgenomen in de Regionale Taak. Hiervoor wordt per Kamer een regionale agenda opgesteld.

De positie van het samenwerkingsverband wordt versterkt: de positie van de Vereniging van Kamers van Koophandel, inmiddels onder de naam Kamer van Koophandel Nederland wordt expliciet in de wet opgenomen. Het toezichtinstrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken wordt uitgebreid en in lijn met de Kaderwet ZBO gebracht.

Landelijke Kamer van Koophandel 2014 –

In 2010 wordt een evaluatie door Berenschot uitgevoerd van de aanpassingen in de Wet KvK 1997. Dat leidt tot een nieuwe Wet op de Kamer van Koophandel 2013 (Stb 2013,507). De 12 Kamers van Koophandel, de Vereniging KvK Nederland en de stichting Syntens  worden samengevoegd tot één ZBO Kamer van Koophandel. Doel van de nieuwe wet is:

  • De realisatie van het dienstverleningsconcept Ondernemerspleinen
  • Verdergaande digitalisering van de dienstverlening
  • Heroriëntatie op het takenpakket, waarbij de behoefte van de ondernemers centraal staat, gecombineerd met een duidelijke financiële doelstelling (40% kostenreductie)
  • Een heldere taakverdeling tussen wat de Kamer van Koophandel doet en de markt, waarbij de Kamer geen activiteiten verricht die tot ongewenste mededinging in de markt leidt
  • De regionale taak wordt vraaggestuurd vanuit ondernemersperspectief vormgegeven
  • Vereenvoudiging en verzakelijking van de governance.

De verplichte heffingen waren al in 2013 afgeschaft en vervangen door financiering uit de Rijksbegroting. Daarnaast bestaat de financiering uit het profijtbeginsel: kostendekkende tarieven voor bepaalde producten en diensten waar mogelijk. Voor de eerste inschrijving in het handelsregister wordt een specifiek tarief gehanteerd.

Missie, doelstelling en kerntaken van de organisatie

Op grond van de Wet op de Kamer van Koophandel is het doel van de gelijknamige organisatie het stimuleren van economische ontwikkeling door middel van het informeren en ondersteunen op het gebied van ondernemen en innovatie van personen die een onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten. De missie van KVK is het leven van ondernemers makkelijker maken met informatie en advies.

In dit kader heeft de wet KVK de volgende wettelijke taken toebedeeld. Deze wettelijke taken worden uitgevoerd in de primaire processen KVK:

  • Registreren
  • Verstrekken van inlichten van algemene aard
  • Voorlichting
  • Innovatiestimulering
  • Regiostimulering
  • Beheer en inrichting van regionale ondernemingspleinen
  • Facultatieve taken 
    • Het op verzoek legaliseren van handtekeningen;
    • Het afgeven van EG verklaringen.
    • Het in depot nemen van algemene voorwaarden en daarover verstrekken van informatie, bedoeld in artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Daarnaast kan KVK met goedkeuring van de Minister van Economische Zaken en Klimaat besluiten een of meer andere facultatieve taken te verrichten zover deze passen binnen de doelstelling van de Kamer. Elders dan in de Wet op de Kamer van Koophandel of Handelsregisterwet geregelde taken:

  • Het op verzoek afgeven van exportdocumenten;
  • Het afgeven van ATA carnets (internationaal douanedocument waarmee goederen tijdelijk kunnen worden in- en uitgevoerd naar een groot aantal landen buiten de EU);
  • Het afgeven van vergunningen winkelweekacties.

De Minister van BZK draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van een digitaal ondernemersplein (DOP). De Minister van BZK heeft KVK een volmacht verleend voor alle rechtshandelingen en handelingen ter uitvoering van het hiervoor genoemde.

Functies en activiteiten

Op grond van de Wet op de Kamer van Koophandel is het doel van de gelijknamige organisatie het stimuleren van economische ontwikkeling door middel van het informeren en ondersteunen op het gebied van ondernemen en innovatie van personen die een onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten. De missie van KVK is het leven van ondernemers makkelijker maken met informatie en advies.

In dit kader heeft de wet KVK de volgende wettelijke taken toebedeeld. Deze wettelijke taken worden uitgevoerd in de primaire processen KVK:

  • Registreren (Handelsregister, Ultimate Beneficial Owner, Legal Entity Identifier)
  • Verstrekken van inlichten van algemene aard
  • Voorlichting
  • Innovatiestimulering
  • Regiostimulering
  • Beheer en inrichting van ondernemingspleinen, zowel fysiek als digitaal
Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Economische Zaken (I) 1921
Beheer
Identificatiecode van de instelling
RvIHH
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/604e50c6-e910-4ce8-b873-9c93d30cf7d2
Bronnen
  • J.L.J.M. van Gerwen e.a. Mercurius’ Erfenis. Een geschiedenis en bronnenoverzicht van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland
  • B.W. Buenk, De Kamers van Koophandel in de praktijk, diverse drukken (o.a. 1969 en 1991)
  • J. Hoogkamer & S.. Grip, Casus KVK Transformatie van een Instituut, 2018
  • W.R. Veldhuyzen & P.J.M. Jong, Het handelsregister, 2009