Bij de instelling werden tot lid benoemd: de Minister van Oorlog (voorzitter), de Staatssecretaris van Oorlog, de Secretaris-Generaal van Oorlog, de Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Landmacht, de Chef van de Luchtmachtstaf, de Plaatsvervangend Chef van de Luchtmachtstaf, de Kwartiermeester-Generaal, de Adjudant-Generaal, de Directeur Administratieve Diensten en de Chef Kabinet van de Minister van Oorlog. De functie van Plaatsvervangend Chef van de Luchtmachtstaf was bij de oprichting van de Lumara nog niet ingevuld, het enige luchtmachtaandeel in de Raad was dus de Chef van de Luchtmachtstaf.
In 1972 werden de plannen gepresenteerd voor een omvorming van de Defensie-topstructuur naar een Matrixorganisatie. Waren de krijgsmachtdeelraden tot dan binnen de verticale structuur relatief zelfstandig geweest, thans werd een constructie gekozen, waarin de Admiraliteitsraad, de Legerraad en de Luchtmachtraad, evenals het Comité Verenigde Chefs van Staven, de Personeelsraad, de Materieelraad en de Financiële Raad zouden worden omgevormd tot onderraden van de Defensieraad, waar tenslotte alle lijnen bij elkaar zouden moeten komen. De matrixorganisatie werd op 1 december 1976 van kracht.
Tot 1976 nam(en) de minister en/of de staatssecretarissen in de krijgsmachtdeelraden de belangrijke beleidsbeslissingen. Dit betekende dat hij beslissingen over het marinebeleid in de Admiraliteitsraad nam, beslissingen over landmachtbeleid in de Legerraad en beslissingen over luchtmachtbeleid in de Luchtmachtraad. Coördinatie van het beleid, bijvoorbeeld in de Defensieraad, was hierdoor nog moeilijk te verwezenlijken. Dit werd nog extra bemoeilijkt doordat de financiële middelen via een vaste sleutel over de drie krijgsmachtdelen werden verdeeld, hetgeen betekende dat de minister geen invloed meer kon uitoefenen op de verdeling van het defensiebudget over de krijgsmachtdelen, nadat dit door de Staten-Generaal was vastgesteld.
Sinds 1976 heeft de minister geen zitting meer in de krijgsmachtdeelraden, die daardoor ambtelijke toporganen van de krijgsmachtdelen zijn geworden. Van 1976 tot 1992 hebben de krijgsmachtdeelraden besluiten genomen op grond van collegiale besluitvorming. Zoals gezegd hebben sinds 1992 de bevelhebbers de leiding over de krijgsmachtdelen en worden zij door de krijgsmachtdeelraden geadviseerd over de hoofdlijnen van het beleid. Later neemt de commandant der strijdkrachten(CDS) die positie van de bevelhebbers over. De CDS krijgt als taak op te treden militair adviseur van de Minister van Defensie. Hij stuurt voortaan, met inachtneming van de aanwijzingen van de Minister van Defensie alle militaire operaties aan.