De Onderwijsraad:
- adviseert, gevraagd en ongevraagd, de regering en in het bijzonder de Minister
van Onderwijs in zaken van wetgeving en bestuur betreffende het onderwijs;
- adviseert de Minister en Gedeputeerde Staten in zaken betreffende de toepassing van wet- en regelgeving in individuele gevallen, zoals dat is geregeld in de Lager Onderwijswet 1920 en in de wetgeving met betrekking tot het kleuteronderwijs en het buitengewoon onderwijs;
- adviseert in zaken van beroep tegen beslissingen van de Minister en Gedeputeerde Staten;
- optreden als beroepsinstantie bij geschillen tussen het bevoegd gezag van een school en de onderwijsinspectie, inzake het voldoen van het leerplan aan de wettelijke voorschriften, gegeven in de Lage Onderwijswet 1920.
- adviseren omtrent de toepassing van een aantal wetsartikelen van de Wet op het Nijverheidsonderwijs in 1932.[3]