Volgens eerst vermelde wet werden de gestichten onderscheiden in gevangenissen, huizen van bewaring, rijkswerkinrichtingen en rijksasielen voor psychopaten. In de gevangenissen werd, behoudens het bepaalde bij artikel 25 van het Wetboek van Strafrecht, uitsluitend burgerlijke en militaire gevangenisstraf ten uitvoer gelegd. De huizen van bewaring waren bestemd voor opname van:
Hen, die de straffen van hechtenis of van militaire detentie moesten ondergaan;
Alle anderen, die krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking of door het openbaar gezag rechtens van hun vrijheid waren beroofd, voor zover geen andere plaats voor hen is bestemd;
Doortrekkende gevangenen en andere onder verzekerde bewaring vervoerde personen, terwijl voorts
In deze gestichten ook diegenen konden worden ondergebracht, die tot gevangenisstraf veroordeeld waren en van wie werkelijke straftijd niet meer dan drie maanden bedroegen.[1]