De dienst had algemene taken omtrent:
-Het geven van adviezen op sociaal-psychologisch en psychodiagnostisch gebied;
-Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek voor zover dit voor de juiste uitvoering van de taak vereist was;
-Het adviseren inzake methodische personeelsbeoordeling ten behoeve van een verantwoord personeelsbeleid en het coördineren van werkzaamheden op dit gebied;
-Opleiding van de met de uitvoering hiervan belaste functionarissen;
-Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de verdere uitbouw van de methodiek;
-De zorg voor de herplaatsing in Rijksdienst van hen die een wachtgeld of een uitkering genoten, onderscheidenlijk krachtens het Rijkswachtgeldbesluit of de Uitkeringsregeling 1952;
-De algemene zorg voor personeelsvoorziening bij de Rijksoverheid en de bevordering van het interdepartementaal promotiebeleid;
-Het op aanvraag instellen van een onderzoek naar de antecedenten van gegadigden voor een functie in de Rijksdienst.[1]
De dienst had de volgende specifieke taken:
- Het verwerken en doorgeleiden van vacatures bij de rijksdienst naar de Gewestelijke Arbeidsbureaus;
- het publiceren van vacatures van internationale organisaties;
- het voeren van een stimuleringsbeleid dat bijdraagt aan een toename van het aantal Nederlanders in functies bij internationale organisaties;
- het verrichten van overige taken dan die bedoeld onder punten 3, 4 en 5, die niet uitsluitend het burgerlijk rijkspersoneel betreffen en die door de minister van Binnenlandse Zaken zijn opgedragen