In de JJI’s worden de vrijheidsbenemende straffen en maatregelen van het jeugdstrafrecht ten uitvoer gelegd. Dit impliceert dat de jeugdigen die in de inrichtingen bij insluiting in beginsel tussen 12 en 18 jaar oud zijn. Hogere leeftijden komen ook voor. Zo kan het jeugdstrafrecht worden toegepast op jeugdigen tot 21 jaar (en sinds de inwerkingtreding van het adolescentenstrafrecht op 1 april 2014
tot 23 jaar) van wie de rechter vindt dat zij verstandelijk of emotioneel nog onvoldoende ontwikkeld zijn. Verder kan een straf of maatregel voortduren tot na het 17e levensjaar van de betrokken jeugdige.
Sinds de inwerkingtreding van het jeugdstrafrecht in september 1995 is er één straf die in een jeugdinrichting ten uitvoer wordt gelegd: jeugddetentie. De maximumduur van de jeugddetentie bedraagt één jaar voor jeugdigen die ten tijde van het plegen van het delict tussen de 12 en 15 jaar oud zijn. Jeugdigen van 16 jaar en ouder kunnen worden veroordeeld tot maximaal twee jaar jeugddetentie.
De vrijheidsbenemende strafrechtelijke maatregel die het jeugdstrafrecht sinds 1995 kent, is de maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ). Voor het opleggen van de maatregel dient aan drie voorwaarden te zijn voldaan:
· Er moet sprake zijn van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan.
· De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
· De maatregel dient in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.
De rechter is verplicht om de oplegging gepaard te laten gaan met een advies van tenminste twee gedragsdeskundigen.
Tot de inwerkingtreding van de nieuwe Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (BJJ) medio 2011 was het zo dat de maatregel gold voor de duur van twee jaar. Verlenging met twee jaar was mogelijk als een misdrijf is begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Bij een verlenging is het advies van één gedragsdeskundige
noodzakelijk. Een tweede verlenging met nog eens twee jaar is mogelijk indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. In dat geval moet één van de eerder genoemde gedragsdeskundigen een psychiater zijn. De maximale looptijd van de maatregel was dus zes jaar.
Vanaf de inwerkingtreding van de BJJ is de PIJ enigszins gewijzigd. De PIJ wordt nu opgelegd voor de duur van drie jaar. De maatregel kan verlengd worden tot maximaal vijf jaar ingeval van een geweldsdelict en zeven jaar bij een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis. Het laatste jaar is steeds voorwaardelijk. Dit heeft als voordeel dat het fungeert als stok achter de deur om ervoor te zorgen dat de jeugdigen meewerken aan de verplichte nazorg. Immers, bij ingebreke blijven dient het laatste jaar alsnog in een JJI ten uitvoer te worden gelegd.
Met de inwerkingtreding van het adolescentenstrafrecht op 1 april 2014 is bepaald dat de PIJ-maatregel alleen nog kan worden opgelegd als er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Daarnaast is het mogelijk geworden om de PIJ-maatregel na zes jaar om te zetten in een tbs-maatregel indien de jeugdige nog steeds een gevaar is voor de samenleving. Als de maatregel wordt opgelegd op het moment dat een jeugdige 17 jaar of ouder is, en de maatregel wordt twee maal verlengd, zal de maatregel dus pas eindigen op 24-jarige of oudere leeftijd. Wanneer een jeugdige zich tijdens de PIJ onttrekt, wordt deze tijdelijk stopgezet. Wordt hij of zij vervolgens weer aangehouden, gaat de PIJ vanaf dat moment weer verder. Het is derhalve mogelijk dat iemand tot ruim na z’n 24e jaar in een JJI verblijft.