Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Parallelle namen
2e Afdeling Consulaire -en Handelszaken
Tweede Afdeling Consulaire -en Handelszaken
Andere namen
Afdeling Handelspolitieke en Consulaire Zaken
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1876
Einddatum
1918
Geschiedenis

De Tweede Afdeling Consulaire- en Handelszaken werd opgericht in 1876. De naam van de afdeling werd in 1886 veranderd naar de Afdeling Handelspolitieke en Consulaire Zaken. De afdeling behartigde kwesties omtrent de Nederlandse handels- en scheepvaartbelangen met betrekking tot het buitenland en de regeling van de consulaire dienst. Bij deze afdeling verschoof het zwaartepunt al snel in de richting van de buitenlandse economische betrekkingen. Sinds 1886 heette deze afdeling dan ook Handelspolitieke en Consulaire zaken. De taken van de afdeling groeide in omvang door de uitbreiding van de consulaire dienst. Vanaf 1896 stond de afdeling dan ook onder leiding van een administrateur. In 1909 werd de afdeling gesplitst in twee onderafdelingen: A. Consulaire zaken en B. Handelsza­ken.[1]

Met het oog op de behartiging van de belangen van de Nederlandse handel- en scheepvaart beschikte Buitenlandse Zaken in veel landen over consulaire agenten (consul-generaal, consul en vice-consul). Zij moesten het ministerie periodiek informatie verschaffen. Dit ging om zaken, zoals halfjaarlijkse lijsten van Nederlandse schepen met gegevens over hun vracht en jaarlijkse verslagen over de economische situatie in het land van hun standplaats. De laatste categorie werd vanaf 1865 door het ministerie gepubliceerd, nadat eerder (vanaf 1849) samenvat­tingen waren verschenen in de Staatscourant. In landen waar Nederland diplomatiek niet vertegenwoordigd was, verzorgden de consuls-generaal tevens de politieke rapportage.[2]

De afdeling Consulaire en Handelszaken voerde de onderhandelingen over de uitvoering en instandhouding van de verdragen en overeenkomsten betreffende handel, scheepvaart, post, telecommu­nicatie en luchtvaart (de laatste drie vanaf de twintigste eeuw). Daarnaast had de afdeling de zorg voor de regeling van de consu­laire dienst. De meeste handelsverdragen kenden overigens een summiere inhoud. Ze kwamen veelal neer op meestbegunstiging of behandeling op dezelfde voet als eigen onderdanen. Voor de handel op de koloniën moest Nederland vanaf 1855 vaak akkoord gaan met wederzijdse toelating van consuls.[3]

Functies en activiteiten

De Tweede afdeling Consulaire- en Handelszaken had taken omtrent:

- behartiging van de economische, handels- en scheepvaartbelangen in en met betrekking tot het buitenland;

- naleven van de handelsverdragen en overeenkomsten;

- het sluiten van verdragen en overeenkomsten op economisch gebied;

- het verstrekken van inlichtingen aan het buitenland op het gebied van tariefwetgeving, fabriekswezen, spoorwegwezen, zeewezen, quarantaine maatregelen;

- het verstrekken van inlichtingen omtrent het buitenland op het gebied van tariefwetgeving, fabriekswezen, spoorwegwezen, zeewezen, quarantaine maatregelen;

- regeling van toezicht op de consulaire dienst;[4]

 

Vanaf 1909 waren de taken verdeeld over twee onderafdelingen:

Onderafdeling A

- regeling van en toezicht op de consulaire diensten;

- erkenning van buitenlandse consulaire ambtenaren in Nederland en de koloniën;

- bemoeienis met de Nederlandse veestapel;

- uitzenden van Nederlandse ingenieurs;

- werken door Nederlanders in het buitenland;

- aanbestedingen;

- landverhuizing;

- besmettelijke ziektes uit het buitenland;

- uitvoeren van de Internationale Sanitaire Conventie;

- Nederlands-Indische Bedevaartgangers naar Mekka.[5]

 

Onderafdeling B

- behartiging van de economische, handels- en scheepvaartbelangen in en met betrekking tot het buitenland;

- naleven van de handelsverdragen en overeenkomsten;

- het sluiten van verdragen en overeenkomsten op economisch gebied;

- het verstrekken van inlichtingen aan het buitenland op het gebied van tariefwetgeving, fabriekswezen, spoorwegwezen, zeewezen, quarantaine maatregelen;

- het verstrekken van inlichtingen omtrent het buitenland op het gebied van tariefwetgeving, fabriekswezen, spoorwegwezen, zeewezen, quarantaine maatregelen;

- regeling van toezicht op de consulaire dienst;

- regelen van tentoonstellingen, post-en telegraafovereenkomsten en de strandvonderij bij.[6]

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Buitenlandse Zaken 1876 tot 1918
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Directie van Economische Zaken (BuZa) 1918
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/749eb550-acca-44f1-b2f3-c18d7ad2c433
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 199.

[2] Ibidem, 203.

[3] Idem.

[4] Staatsalmanak 1895.

[5] Staatsalmanak 1918.

[6] Idem.