De 2e Afdeling Generale Thesaurie had taken omtrent:
- Behandeling van de gehele staatsbegroting in overleg met de departementen van
algemeen bestuur en samenstelling met name van de hoofdstukken I, II, VII en XII
(onvoorziene uitgaven). Opmaak van de middelenwetten.
- Toezicht op het financieel beheer in alle takken van staatsdienst; controle op de
boekhouding van departementen, diensten en bedrijven. Kredietopening voor
rijksorganen, provincies en gemeenten.
- Opmaak van rekeningen van rijksontvangsten en -uitgaven.
- Regelingen van het binnenlands geldverkeer; toezicht op het geld-, bank- en kredietwezen; internationaal betalingsverkeer.
- Uitgifte en beheer van staatsleningen, regulering van de nationale schuld.
- Toezicht op en uitvoering van wettelijke bepalingen door onder het departement gestelde
diensten: Administratie van de Grootboeken van de Nationale Schuld en van de Rentebetaling; Agentschap van het Ministerie van Financiën, Administratie van de Publieke Schatkist; de Rijksmunt; het Rijksinkoopbureau. Toezicht op en overleg met de Nederlandse Bank, veelal via de koninklijke commissaris.
- Uitvoering geven in financiële zin aan wetten waarbij tevens andere departementen zijn
betrokken (op het gebied van: bijzondere fondsen, spoorwegen, middenstandskrediet,
staatsgaranties, sociale woningbouw, werkverruiming, exportkredietverzekering,
crisiszaken etc.).
- Pensioenen ten laste van de staat (vanaf 1870).[1]