De afdeling had taken omtrent:
- aanstelling, bevordering, non-activiteit, ontslag, pensionering, plaatsing en overplaatsing, detachering en beloning, overgang naar de koloniale troepen of naar een andere tak van de landsdienst van officieren en minderen;
- stamboeken, kaderlijsten, ranglijsten en conduitelijsten van officieren;
- klasse –en traktementsverhogingen van officieren;
- verloven met uitzondering van langdurige verloven voor militieplichtigen;
- huwelijken van officieren en van vrijwillig dienende militairen beneden de rang van officier;
- eretekenen en medailles;
- gratificatiën;
- werving voor het leger te landen, Nederlands-Indië en West-Indië;
- maandelijkse sterktestaten;
- signalementstaten van deserteurs;
- maandelijkse opgaven van de vonnissen tegen militaire gewezen.[1]
In 1990 kwamen de volgende takend daarbij:
- chevrons;
- plaatsing van militairen en gepensioneerde militairen in burgerlijke bedieningen en sedentaire militaire betrekkingen;
- behandeling van onderwerpen van wettelijke bepalingen omtrent de pensioenen van officieren, militairen van lagere rang, geëmployeerden en werklieden op daggeld en van hun weduwen en wezen;
- registers van gepensioneerden van de landmacht en van gewezen militairen die niet meer voor de dienst aangenomen mogen worden;
- agenda van de afdeling.[2]
In 1927 waren de taken beperkt tot:
- wetgevende arbeid betreffende onderwerpen die tot de werkking van de afdeling behoorden;
- officierspersoneel van het leger;
- militaire pensioenen en pensioenreclames;
- verloven met uitzondering van verloven van dienstplichtigen binnenslands;
- huwelijken van militairen beneden de rang van officier;
- eretekenen en medailles;
- werving van het leger te landen en de overgang bij het Indische Leger;
- plaatsing van militairen in sedentaire militaire betrekkingen;
- stamboek van de officieren en de beroepsmilitairen beneden de rang van officier;
- beoordelingslijsten.[3]