De 4e Afdeling Artillerie had taken omtrent:
- personeel en materieel van de artillerie, technische zaken en comptabiliteit (1878-1882); bewapening en uitrusting der sterkten (vanaf 1882); oefeningen, instructierapporten en exercitiereglementen van het wapen der artillerie (vanaf 1882);
– lager onderwijs bij de korpsen der artillerie (vanaf 1882); artillerie-instructiecompagnie en artillerie-schietschool (vanaf 1882);
– beheer en onderhoud van het artilleriematerieel in de magazijnen en bij de korpsen
van het leger, de schutterijen en de weerbaarheidsverenigingen (vanaf 1882);
– personeel der conducteurs, waarnemende conducteurs en magazijnknechts (1882 t/m
1913); (1892: bijhouden der) instructie-inventaris; technische artillerie-aangelegenheden (1892-1902: en zendingen deswege naar het buitenland) (1882 t/m 1913); aanschaffing van (nieuw) materieel (vanaf 1882); proeven (vanaf 1882); commissie van proefneming (1882 t/m 1896); artillerie-werkplaatsen (v.a. 1892: -inrichtingen) (1882 t/m 1913);
– verstrekking van materieel aan andere departementen (v.a. 1896: aan bijzondere
personen en inrichtingen en voor de dienst in Nederlands-Indië); geldelijke verantwoording en verificatie van alle rekeningen en attestaties betreffende de artillerie; aanbestedingen en contracten voor de levering van artilleriematerieel; aandeel in de samenstelling der staatsbegroting (v.a. 1896: samenstelling van de staten voor de Staatsbegroting, die betrekking hebben op het aanwezige en aangemaakte materieel, alsmede op de verdere onderwerpen in behandeling bij de afdeling)
– de wetenschappelijke bijeenkomsten en belegeringsoefeningen op de kaart, de instructies voor de dienst, de instructie-batterij (vanaf 1892); uitvoering van artt. 24 en 26 der wet van 2 juni 1875 stb. 95 voorzover het departement van Oorlog daarbij betrokken is
– wetgevende arbeid betreffende onderwerpen behorend tot de werkkring van de
afdeling (1896 t/m 1913);
– oefeningen en onderwijs bij het wapen der artillerie en bij de landweer afkomstig
van dat wapen (1903-1913: oefeningen en onderwijs artillerie), bewapening van de landmacht (1896 t/m 1913), toepassing der arbeids- en fabriekswetgeving (1896 t/m 1913), vervoer van ontplofbare stoffen (1896 t/m 1913);
Vanaf 1899 tevens:
– nagaan van de kwartaalstaten en inventarissen van het artillerie-materieel bij de
magazijnen en bij de korpsen, en van de verantwoordingen van de korpsen,
plaatselijke en garnizoenscommandanten over dit materieel;
– aanhouden van de stamboeken van het geschut;
– opgaven van in gebruik zijnde stoomwerktuigen en stoomketels;
– wet van 5 mei 1889 Sb 48 voorzover artillerie-inrichtingen daarbij zijn betrokken;
– burgerlijk personeel der artillerie-inrichtingen, stamboeken daarvan, en
stamboeken van de magazijnknechts bij de artillerie-magazijnen;
– toelagen, beloningen en vergoedingen betreffende de inrichtingen en het materieel
der artillerie;
– beschikbaarstelling van geld voor arbeidsloon van personeel der artillerie-inrichtingen,
en voor aanschaffing uit gelden bij de Staatsbegroting aangewezen voor de dienst der artillerie;
– verstrekking van geld ter goede rekening aan magazijnmeesters der artillerie voor
uitgaven voor de dienst der artillerie, en onderzoek van de daarop ingediende
aanvragen om decharge;
– onderzoek van alle vorderingen betreffende de dienst der artillerie;
– samenstelling van toelichtende staten bij de Staatsbegroting, voor wat betreft de
dienst der artillerie;
– agenda van de afdeling;
Vanaf 1903 tevens:
– comptabiliteit van de artillerie (t/m 1903);
– materieel van de artillerie (1903 t/m 1913);
– verstrekking van artillerie- en geniematerieel (1904 t/m 1913).[1]