Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Parallelle namen
Vierde Afdeling
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1858
Einddatum
1889
Geschiedenis

De 4e Afdeling had taken omtrent de gevangenissen. In 1875 nam de afdeling het beheer van de gestichten Ommerschans en Veenhuizen over van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het toezicht op de gevangenissen berustte bij het Ministerie van Justitie. De werkzaamheden richtte zich op de zorg voor de gevangenis­gebouwen, personeel, de verzorging van de gedetineerden, hun overplaatsing en selectie, het vakonderricht en de arbeid in de gestichten.[1]

In de organisatie van het gevangeniswezen werd onderscheid gemaakt in gevangenissen voor langgestraften (huizen van correctie, - van reclusie en tuchtiging, - van militaire detentie) en kortgestraften (huizen van bewaring, - van arrest, - van justitie, provoosthuizen). Als bestuurscolleges fungeerden vanaf 1822 de colleges van regenten of (bij grote gevangenissen) commissies van administratie: deze corres­pondeerden met het ministerie, tot 1852 via de provinciale gouverneurs, daarna veelal rechtstreeks.[2]

In de eerste helft van de negentiende eeuw was gemeenschappelijk opsluiting de praktijk. Vanaf 1851 werd het stelsel van eenzame opsluiting (cellulair stelsel) ingevoerd, wat Justitie noodzaakte tot de bouw van nieuwe gevangenissen. De invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886 maakte een herziening van het gevangenisstelsel noodzakelijk. Voortaan werd onderscheid gemaakt in a) huizen van bewaring b) strafgevangenissen en c) passantenhuizen. Naast gevangenissen kwamen er rijkswerkinrichtingen voor bedelaars en landlopers. Het beheer kwam te berusten bij de directeur, onder de bevelen van het college van regenten.[3]

In 1889 werd de 3e Afdeling (Gevangenissen) opgeheven, hierdoor vond een hernummering plaats. De 4e Afdeling werd de 3e Afdeling (1889 t/m 1940).[4]

Functies en activiteiten

De 4e Afdeling had taken omtrent het gevangeniswezen:

- regeling van de arbeid van de gevangenen;

- het personeel van de gevangenissen en de commissies van administratie;

- statistiek van het gevangeniswezen;

- voordrachten tot het verlenen van afslag en ontslag aan gevangenen (1866-1887);

- Rijksopvoedingsgestichten en Rijkswerkinrichtingen (vanaf 1888);

- beheer van de bedelaarsgestichten Ommerschans en Veenhuizen (vanaf 1876).[5]

Structuur

Het Ministerie van Justitie kreeg pas vanaf 1858 afdelingen. Voor 1842 viel het gevangeniswezen onder de 6e Afdeling Gevangenissen (1832-1842) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

 

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Justitie 1858 tot 1889
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
7e Afdeling Armwezen (BiZa) 1875 Het toezicht op het beheer van de gestichten Ommerschans en Veenhuizen is opgegaan / afgesplitst in de 4e Afdeling (Justitie).
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
3e Afdeling (Justitie) 1889
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/b594f966-fb27-403e-86df-2e4c8e8bdc41
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 327-328.

[2] Ibidem, 325.

[3] Ibidem, 327-328.

[4] Ibidem, 325.

[5] Staatsalmanakken 1862, 1864-1886 en 1888.