De 3e Afdeling had taken omtrent:
- gevangeniswezen;
- beheer van de gevangenissen, Rijksopvoedingsgestichten en Rijkswerkinrichtingen;
- statistiek.[4]
De 3e Afdeling is vanaf 1905 verdeeld in twee onderafdelingen en drie bureaus:
Onderafdeling I Gevangeniswezen
1. Bureau A:
- algemene zaken;
- wetten en besluiten;
- huishoudelijke reglementen;
- personeel;
- executie;
- Godsdienst –en onderwijsbelangen.
2. Bureau B:
- administratie;
- comptabiliteit;
- gebouwen en meubilair;
- voeding;
- kleding en ligging;
- aanbestedingen;
- begroting.
3. Bureau C. In 1907 veranderde de naam van het Bureau in C. Beheer van de arbeid in de gestichten (vanaf 1907):
- arbeid;
- boekhouding voor de arbeid (tot 1907).
Onderafdeling II Rijkstucht –en opvoedingswezen (tot 1907).[5]
De 3e Afdeling is vanaf 1909 verdeeld in drie bureaus:
- Bureau A Gevangenissen.
- Bureau B Rijkstucht –en opvoedingswezen.
- Bureau C Beheer van de arbeid in de gestichten.[6]
De bureaus van de 3e Afdeling worden in 1912 omgezet in onderafdelingen:
- Onderafdeling A Gevangenissen.
- Onderafdeling B Rijkstucht –en opvoedingswezen (inclusief een inspectie).
- Onderafdeling C Beheer van de arbeid in de gestichten.
- Onderafdeling D Reclassering (vanaf 1912): voorwaardelijke invrijheidsstelling en voorwaardelijke veroordeling (vanaf 1919); uitvoering van de wet op de woonwagens en woonschepen (vanaf 1920); uitvoering van de psychopatenwetten (vanaf (1932).[7]
In 1940 krijgt de 3e Afdeling onderafdelingen:
Onderafdeling A:
- het beheer van de gevangenissen, rijkswerkinrichtingen en rijksasiels voor psychopaten;
- het personeel van deze gestichten;
- de geestelijke en materiële verzorging van de gedetineerden en verpleegden.
2. Onderafdeling B:
- de gestichtsarbeid;
- vakonderricht van de gedetineerden en verpleegden.[8]