Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Parallelle namen
Afdeling Armwezen
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1826-04-01
Einddatum
1831-12-31
Geschiedenis

De feitelijke uitvoering van de armenzorg lag bij de plaatselijke kerkbesturen en in mindere mate bij armbesturen opgericht door burgers. Willem I vond dat de armenzorg slecht geregeld was, omdat er geen algemeen plan bestond. Wel waren er landelijke regels over de aan –en verkoop en de ruil voor ontroerende goederen, het aanvaarden van legaten en giften door instellingen van weldadigheid. Hiervoor was namelijk toestemming vereist van de centrale overheid. Ook voor de (veelal gemeentelijke) banken van lening was in 1826 een landelijk reglement afgekondigd, dat oprichting afhankelijk stelde van goedkeuring door de Kroon. Vanaf 1815 verscheen een jaarlijks verslag over het armwezen.

Een zaak die veel aandacht opeiste was de kwestie van het domicilie van onderstand. In 1818 werd besloten dat bedeelden een uitkering konden krijgen in hun geboorteplaats of in de gemeente waarin ze vier jaar achtereen hadden gewoond. Deze regeling leidde tot talloze geschillen tussen gemeenten en tot het heen en weer afschuiven van armen. Het Rijk verleende armen onderstand in geld of natura. Wezen, bejaarden en bedelaars werden opgenomen in gestichten waar ze werk kregen in speciale richtingen. Vanaf 1822 konden bedelaars, weeskinderen of behoefte huisgezinnen opgenomen worden in koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. In 1827 werden de rijksbedelaarswerk-huizen te Hoorn en Veere opgeheven en Ommerschans en Veenhui­zen aangewezen als vervangende locaties.[1]

De zorg voor krankzinnigen werd beschouwd als onderdeel van de armenzorg. Al vrij vroeg in de negentiende eeuw ging het Rijk over tot ondersteuning van armlastige krankzinnigen in de vorm van rijks­bijdragen aan gemeenten in de kosten van verpleging. Het toezicht op de gestichten was in 1818 opgedragen aan Gedeputeerde Staten. Voor oprichting van gestichten was toestem­ming nodig van de Kroon. Voor kwesties als uitbrei­ding, verbou­wing en reorganisa­tie vroegen de gestichten toestemming aan Binnenlandse Zaken. Voor patiënten die voor rijksrekening werden verpleegd, sloot Binnenlandse Zaken contracten af met bestaande gestichten.[2]

Functies en activiteiten

De afdeling armwezen had taken omtrent:

- regelen van het armbestuur;

- een jaarlijks verslag schrijven over het armwezen;

- zaken betreffende de leenbanken;

- zaken omtrent de opname en verzorging van krankzinnigen in gestichten;

- bijdragen aan de gemeentelijke kosten van verpleging van arme krankzinnigen;

- toestemming geven voor het oprichten van gestichten.[3]

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Binnenlandse Zaken 1826 tot 1831
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Afdeling D Armwezen en Gevangenissen (BiZW, BiZOW, BiZa) 1826-04-01
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
7e Afdeling Armwezen (BiZa) 1831-12-31
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/7dce7051-8fd5-49e2-ac5c-afcaba8e3429
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 171.

[2] Otten, Gids voor de archieven, 172.

[3] Ibidem, 171 en 172.