Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1825-04-09
Einddatum
1923
Geschiedenis

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken fungeerde vanaf 1825 t/m 1923 als een zelfstandig ministerie. Voor 1825 was Binnenlandse Zaken meerdere malen samengevoegd met andere beleidsterreinen, zoals onderwijs en waterstaat. Vanaf april 1826 fungeer­den, naast de afdeling Centraal Beheer, een zevental administra­ties die met een letter werden aangeduid. In juli 1826 kwam daar Rooms-Katholieke Eredienst nog bij. Dit was een nogal opportunistische toevoeging aan het toch al zo heterogene takenpakket van het ministerie.[1]

Na de Belgische opstand en de feitelijke afscheiding van de zuidelijke provincies werden twee bezuinigingscommissies ingesteld in oktober 1830 en begin 1832. Van de aanbevelingen van beide commissies kwam in de praktijk weinig terecht. Wel werd de aanbeveling om de functie van de te zelfstandig geachte administrateurs op te heffen gerealiseerd. Ook werd de formatie van het ministerie fors ingekrompen door het ontslag van de Zuid-Nederland­se ambtena­ren die ruim 40% van het personeel uitmaakten. Per 1 oktober 1831 keerde ten slotte de administratie van de Waterstaat terug naar Binnenlandse Zaken.[2]

In september 1831 werd bij de organisatiestructuur van Binnenlandse Zaken per Koninklijk Besluit vastgelegd. Deze structuur zou in grote lijnen tot 1877 gehandhaafd blijven. Naast de Generale Secretarie en het Kabinet kwamen er nu acht afdelingen, die onder leiding stonden van een referendaris en met een nummer werden aangeduid.[3]

 

In de jaren-1860 wist Binnenlandse Zaken zich met succes te verzetten tegen pogingen het departement een aantal taken te ontnemen. Vooral Thorbecke verzette zich hier tegen als minister van Binnenlandse Zaken (1862-1866). In de jaren-1870 voerde secretaris-generaal P.F. Hubrecht administratieve verbeteringen door. Zo kwamen er ambtsexamens voor de bij het ministerie werkzame ambtenaren, een reglement op het beheer van het archief en de bibliotheek en instructie voor het inrichten van agenda, index en klapper. In 1877 kwam het na de vorming van het kabinet-Kappeyne van de Coppello tot de omvangrijkste aderlating in de geschiedenis van Binnenlandse Zaken. De afdelingen Waterstaat, Spoorwegen en Nijverheid (de laatste inclusief de landbouw) gingen over naar het nieuw gevormde Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Het aantal vaste personeelsleden liep daardoor terug van 113 naar 73.[4]

Binnenlandse Zaken telde eind 1877, naast het Kabinet en de Generale Secretarie, nog zeven afdelingen: Algemene Zaken en Comptabi­liteit (AZC), Binnenlands Bestuur (inclusief Armwezen, dat de status van onderafdeling verloor), Militie en Schutterijen, Onderwijs, Kunsten en Weten­schappen, Medische Politie, Statistiek. In de loop van de jaren werden steeds meer taken en afdelingen overgeheveld naar andere ministeries. Resterende taken die door de verschuivingen wel bij Binnenlandse Zaken bleven werden vaak onder de afdeling binnenlands bestuur geplaatst die een steeds groter takenpakket kreeg.[5]

Na 1900 nam het budget van het departement sterk toe als gevolg van de toenemende subsidiëring van (vooral het bijzonder) onderwijs en hogere uitgaven ten behoeve van armenzorg en volksgezondheid. In 1910 werd voor de twee laatste beleidsterreinen de nieuwe afdeling Volks­gezondheid en Armwezen opgericht (afgescheiden van de afdeling Binnenlands Bestuur). Eind 1913 vond een concentratie plaats bij de beheersafdelingen: er kwam één afdeling Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit, waarvan de chef als regel ook fungeerde als hoofd Kabinet.[6]

Met de grondwetsherziening van 1917 was een eind gekomen aan de strijd over de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. De noodzaak om de vigerende onderwijs­wetgeving in overeenstemming te brengen met de nieuwe Grondwet alsmede de toegenomen bemoeienis met het onderwijs, leidden in 1918 tot de oprichting van het nieuwe departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, samengesteld uit twee voormalige afdelingen van Binnenlandse Zaken. Eveneens in 1918 werd het departe­ment van Arbeid opgericht: hieraan verloor Binnenlandse Zaken opnieuw een belangrijk beleidsterrein, namelijk de volksgezond­heid. Na deze nieuwe aderlatingen kende het departement in 1918 nog slechts drie afdelingen: Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit, Binnenlands Bestuur, Armwezen. De personeelsformatie werd in 1921 vastgesteld op slechts 24 ambtenaren.[7]

Functies en activiteiten

Binnenlandse Zaken had tot 1877 en in mindere maten tot 1918 een zeer uitgebreid takenpakket. Er vonden talloze verschuivingen plaats. Het ministerie had taken op het gebied van: het binnenlands bestuur, de armenzorg, de nationale militie (tot de opheffing in 1922), de schutterijen (tot de opheffing in 1903), de volkshuisvesting (vanaf 1901, met twee onderbrekingen), adelszaken (1853-1859), arbeidszaken (1901-1905), gevangeniswezen (1823-1842), kerkelijke zaken (1813-1815,1826-1829), onderwijs, kunsten en wetenschappen (1813-1815,1824-1918), landbouw, jacht en visserij (wisselend van 1813 tot 1932), nijverheid (wisselend van 1813 tot 1877), statistiek (1813-1932), telegrafie/PTT (1852-1869), vervoer (1813-1829,1846-1877), volksgezondheid (1813-1918), waterstaat (1820-1877) en wegen en spoorwegen (1820-1877).[8]

Relaties
Onderliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Afdeling C Waterstaat, Wegen en Publieke Werken (BiZOW, BiZa) 1825-04-09 tot 1831-12-31
3e Afdeling Waterstaat en Publieke werken (BiZa) 1832-01-01 tot 1877-11-30
11e Afdeling Spoorwegen (BiZa) 1861 tot 1877
Afdeling A Algemene Zaken (BiZW, BiZOW, BiZa) 1825 tot 1831
Afdeling B Binnenlands Bestuur (BiZW, BiZOW, BiZa) 1825 tot 1831
Afdeling D Armwezen en Gevangenissen (BiZW, BiZOW, BiZa) 1825 tot 1826
Afdeling D Gevangenissen (BiZa) 1826 tot 1831
Afdeling E Nationale Militie en Schutterijen (BiZW, BiZOW, BiZa) 1825 tot 1831
Afdeling F Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (BiZOW, BiZa) 1825 tot 1831
Afdeling G Nationale Nijverheid (BiZa) 1825 tot 1829
Afdeling H Armwezen (BiZa) 1826 tot 1831
Afdeling I R.K. Eredienst (BiZa) 1826 tot 1829
Afdeling K Statistiek (BiZa) 1826 tot 1831
Afdeling L Mijnen (BiZa) 1829 tot 1831
Afdeling Generaal Secretariaat (BiZa) 1832 tot 1880
1e Afdeling Binnenlands Bestuur (BiZa) 1832 tot 1848
1e Afdeling Generaal Secretariaat en Comptabiliteit (BiZa) 1848 tot 1851
1e Afdeling Algemene Zaken en Comptabiliteit (BiZa) 1851 tot 1913
2e Afdeling Binnenlands Bestuur (BiZa) 1832 tot 1875
2e Afdeling Binnenlands Bestuur en Armwezen (BiZa) 1875 tot 1878
4e Afdeling Nationale Militie en Schutterijen (BiZa) 1832 tot 1908
5e Afdeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (BiZa) 1832 tot 1875
5e Afdeling Onderwijs (BiZa) 1875 tot 1918
6e Afdeling Gevangenissen (BiZa) 1832 tot 1842
6e Afdeling Nijverheid (BiZa) 1846 tot 1853
6e Afdeling Nijverheid en Telegrafie (BiZa) 1854 tot 1868
6e Afdeling Telegrafie (BiZa) 1868 tot 1869
6e Afdeling Kunsten en Wetenschappen (BiZa) 1875 tot 1918
7e Afdeling Armwezen (BiZa) 1832 tot 1875
8e Afdeling Comptabiliteit (BiZa) 1832 tot 1845
8e Afdeling Jacht en Visserij (BiZa) 1846 tot 1856
8e Afdeling Statistiek (BiZa) 1857 tot 1878
9e Afdeling Nijverheid (BiZa) 1841 tot 1845
9e Afdeling Medische Politie (BiZa) 1850 tot 1901
10e Afdeling Opperhoutvesterij (BiZa) 1841 tot 1845
10e Afdeling Ommerschans en Veenhuizen (BiZa) 1859 tot 1870
12e Afdeling Nijverheid (BiZa) 1868 tot 1877
Afdeling Secretarie en Expeditie (BiZa) 1881 tot 1907
Afdeling Zegel, Leges en Registratie (BiZa) 1881 tot 1907
Afdeling Generaal Secretariaat (BiZa) 1908 tot 1913
Afdeling Algemeen Secretariaat en Comptabiliteit (BiZa, BiZL, BiZa) 1914 tot 1923
Afdeling Binnenlands Bestuur (BiZa, BiZL, BiZa) 1879 tot 1923
Afdeling Militie en Weerbaarheid (BiZa) 1908 tot 1911
Afdeling Volksgezondheid en Armwezen (BiZa) 1910 tot 1918
Afdeling Armwezen (BiZa, BiZL, BiZa) 1918 tot 1923
Afdeling Landbouw (BiZa) 1898 tot 1901
Afdeling Arbeid (BiZa) 1901 tot 1905
10e Afdeling Adel 1853 tot 1859
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat 1825-04-09
Ministerie van Nationale Nijverheid en Koloniën 1825 Taken omtrent de nationale nijverheid zijn opgegaan / afgesplitst in het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Ministerie van Waterstaat, Nationale Nijverheid en Koloniën 1831-10-01 Taken omtrent de waterstaat zijn afgeplitst / opgegaan in het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Amortisatiesyndicaat 1841 Het beheer van wegen en vaarten ging naar de afdeling Waterstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw 1923
Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid 1877 Afsplitsing
Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel 1906 De afdeling Arbeid is verhuisd naar het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel.
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 1918
Ministerie van Arbeid 1918 De taken omtrent de volksgezondheid zijn opgegaan / afgesplitst in het Ministerie van Arbeid.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1949
Associatieve relaties
Naam Periode Beschrijving
Commissie voor de Contrôle van Radio-uitzendingen in Oorlogstijd 1954-05-13
Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving 1903 tot 1918
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/21d9bd5b-5675-4011-a6bf-7531ee467297
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 161.

[2] Ibidem, 161.

[3] Ibidem, 162.

[4] Ibidem, 162-163.

[5] Ibidem, 163.

[6] Ibidem, 163-164.

[7] Ibidem, 164.

[8] Ibidem, 168.