Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1824-04-01
Einddatum
1825-04-08
Geschiedenis

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Waterstaat werd op 1 april uitgebreid met het beleidsterrein onderwijs. Het departement heette vanaf toen het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat. Er werd een vijfde administrateur toegevoegd aan de Raad van administrateurs voor onderwijs, kunsten en wetenschap­pen. Er fungeerden al vier administrateurs voor het binnenlands bestuur, waterstaat en publieke werken, armwezen en de gevangenissen, en militie en schutterijen. Deze Raad stond de minister bij en hielp met het maken van wetten en besluiten. De onderwijstaken waren afgesplitst van het ‘verzameldepartement’ Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën. Op 5 april 1825 moest dit laatste ministerie opnieuw een taakgebied afstaan aan Binnenlandse Zaken, namelijk de nijverheid (inclusief de landbouw), waarvoor een zesde administrateur werd benoemd. Anderzijds verloor Binnenland­se Zaken in april 1824 het toezicht over de openbare middelen van vervoer, zoals postwagens, diligences, beurtveren e.d., die naar Financiën (de administratie der Posterijen) over gingen.[1]

Functies en activiteiten

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat had een zeer uitgebreid takenpakket:

- de minister hield toezicht over de binnenlandse administraties van de provinciën;

- de executie van de besluiten van Zijne Majesteit;

- de aanstelling van leden van politieke colleges en ambtenaren;

- plaatselijk bestuur;

- belangen en comptabiliteit;

- actieve en rustende schutterijen en nationale militie;

- grensscheidingen van de provinciën en de gemeenten;

- armwezen, gestichten van liefdadigheid;

- maten en gewichten;

- schouwburgen;

- strandvonderijen;

- kopijrecht, Nederlandse staats-courant, algemene landsdrukkerij;

- geneeskundige staatsregeling;

- rivier-en zeewerken, droogmakerijen, verveningen, wegen, mijnen, landsgebouwen en gevangenissen;

- nijverheid en landbouw (vanaf 5 april 1825);

- het onderwijs (hoge scholen, athenaea, Latijnse scholen en colleges, het middelbaar –en lager onderwijs);

- het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten

- de koninklijke kabinetten van schilderijen, penningen, zeldzaamheden en van natuurlijke historie;

- de uitsluitende rechten op uitvindingen en verbeteringen van voorwerpen van kunst en volksvlijt.[2]

Relaties
Onderliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Afdeling C Waterstaat, Wegen en Publieke Werken (BiZOW, BiZa) 1823-10-01 tot 1825-04-08
Afdeling A Algemene Zaken (BiZW, BiZOW, BiZa) 1824 tot 1825
Afdeling B Binnenlands Bestuur (BiZW, BiZOW, BiZa) 1824 tot 1825
Afdeling D Armwezen en Gevangenissen (BiZW, BiZOW, BiZa) 1824 tot 1825
Afdeling E Nationale Militie en Schutterijen (BiZW, BiZOW, BiZa) 1824 tot 1825
Afdeling F Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (BiZOW, BiZa) 1824 tot 1825
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Waterstaat 1824-04-01
Ministerie van Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën 1824 Taken rondom het onderwijs zijn opgegaan / afgesplitst in het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat.
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Binnenlandse Zaken 1825-04-09
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/873448c7-8746-4bff-bebf-c73add771f60
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 160-161 en 189.

[2]Staatsalmanak 1825 en Otten, Gids voor de archieven, 161.