Identiteit
Parallelle namen
Afdeling Nationale Militie en Schutterijen
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
ca. 1823-10-01
Einddatum
1831-12-31
Geschiedenis

De militie-en schutterijzaken vielen al vanaf 1813 onder de verantwoordelijkheid van het departement van Binnenlandse Zaken. Bij het ontstaan van het Koninkrijk Holland in 1810 werd de militieplicht ingevoerd (toen conscriptie geheten). Deze plicht werd door de bevolking gehaat. De regering van Willem I streefde er daardoor naar om de militie te laten bestaan uit vrijwilligers. Pas als te weinig vrijwilligers zich aanmelden zou door middel van loting meer manschappen aangewezen worden. De militieplicht werd geregeld in de wet op de nationale militie van 1815 en na de vereniging met België door de militiewet van 1817. Het Rijk was verdeeld in militiedistricten waarbinnen een militiecommissaris samen met de militieraad belast was met toezicht op militiezaken.[1]

De schutterijen waren belast met handhaving van rust en orde. De schutterijen werden door middel van de Grondwet van 1814 heropgericht met een landelijk uniforme organisatie. Dit werd vastgelegd in de Wet op de Schutterijen van 27 februari 1815. In België gold de wet niet, maar na de vereniging van 1817 was een herziene wet nodig. Deze kwam pas tot stand in 1827. Een schutterij moest in de gemeente worden opgericht als er meer dan 2500 inwoners waren. Bij minder inwoners moest er een rustende schutterij bestaan die alleen in noodsituaties werd opgeroepen. De schutterplichtige leeftijd was 24 tot 34 jaar en sloot aan op de militiejaren. Bij de schutterij was er ook sprake van een loting als het noodzakelijke aantal schutters niet bereikt werd op vrijwillige basis. De schutters vielen onder de rechtspraak van de schuttersraden. Bij de Belgische opstand in 1830 werden zowel de dienstdoende als de rustende schutterijen gemobiliseerd (in de zogenoemde mobiele schutterijen) en opgenomen in de krijgsmacht, onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Oorlog.[2]

Functies en activiteiten

De afdeling Nationale Militie en Schutterijen hield zich bezig met:

- regelen van vergoedingen en pensioenen;

- regelen van toelating van vreemdelingen als plaatsvervanger voor lotelingen;

- uitvoeren van de militiewet 1817 en wet op de Schutterijen uit 1815;

- regelen van vrijstellingen;

- samenstellen van dienstdoende schutterijen;

- bijhouden van naamlijsten van officieren van de rustende, dienstdoende en mobiele schutterijen per militiedistrict;

- bijzondere regelingen treffen aangaande uitkeringen en amnestie voor deserteurs;

- eervolle ontslagen regelen.[3]

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Waterstaat 1823 tot 1824
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat 1824 tot 1825
Ministerie van Binnenlandse Zaken 1825 tot 1831
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Afdeling Nationale Militie en Schutterijen (BiZa, BiZW) 1823-10-01
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
4e Afdeling Nationale Militie en Schutterijen (BiZa) 1832
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/d0722572-c36d-4ed0-9299-a7a8585ae33f
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 173.

[2] Ibidem, 174.

[3] Joh.C. van Aartrijk en I.P.P. Gardien, ‘Beschrijving van de series en archiefbestanddelen. E Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Militie en Schutterijen, 1817 – 1823. 1.1. ALGEMEEN. 1.2. MILITIE. 1.3. SCHUTTERIJEN.’ Inventaris van het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1813-1848 (1899) 2.04.01 (Nationaal Archief 1977).