Het takenpakket van de afdeling Binnenlands Bestuur veranderde door de jaren heen:
- uitvoeren van de Kieswet, de Provinciale wet, de Gemeentewet, de Grondwet en de wet van de Raad van State;
- uitvoeren van de wet van 10 april 1869 omtrent het begraven, de begraafplaatsen en de begrafenisrechten;
- belonen van menslievende daden;
- marktverdelingen;
- bevolkingsstatistiek;
- regelingen rondom het armenbestuur;
- jaarlijks verslag over de verrichtingen van het armenbestuur;
- machtiging tot het aanvaarden van het maken bij uiterste wilsbeschikkingen en schenkingen door de besturen van niet kerkelijke instellingen van weldadigheid;
- zaken betreffende de banken van lening;
- bijdragen aan gemeenten in de kosten van verpleging van arme krankzinnigen;
- goedkeuring van de Koning op de akten van oprichting of reglementen van levensverzekeringen, contracten van overleving, tontines, weduwen-wezenfonds etc;
- verzoeken om vergunningen tot het inzamelen van gelden;
- uitvoeren van de wet van 28 juni 1881 omtrent de handel in sterke drank en openbaar dronkenschap.[3]
- uitvoeren van de Gezondheidswet, de Woningwet en de wetten die de voorwaarden regelen tot verkrijging van de bevoegdheid van arts, tandarts, apotheker, apothekersbediende, vroedvrouw, de uitoefening van de geneeskunst, de artsenijbereidkunst, en tot voorziening tegen besmettelijke ziekten;
- gezondheidsonderzoek van personeel zeeschepen;
- Rijks kweekscholen voor voedvrouwen;
- staatstoezicht op de krankzinnigen en krankzinnigengestichten.[4]
- toepassing van de vestigingsverdragen;
- bewijzen van goed gedrag;
- regeling van het gebruik van trekhonden;
- uitvoering van de wetten en koninklijke besluiten betreffende de militie;
- aangelegenheden betreffende de landweer, de Raad van Defensie en de vrijwillige burgerwachten;
- aanvragen van kaarten aan de topografische inrichting.[5]