De 12e Afdeling Nijverheid had taken omtrent:
- vergunningen voor stoomboot –en wagendiensten;
- vergunningen voor de ontginning van mijnen en toezicht op de mijnen;
- oprichten van fabrieken;
- onderzoek van stoomtuigen en toezicht op het gebruik;
- uitvoering van de verordeningen omtrent de maten en gewichten en IJk;
- zeevisserijen;
- kamers van koophandel en fabrieken;
- jaarlijks verslag en berichten over de landbouw;
- kabinet van landbouwwerktuigen;
- uitvoeren van wetten over de doortocht en het vervoer van landverhuizers;
- octrooien verlenen (tot 1870);
- mededelingen omtrent berichten van handel en scheepvaart;
- personeel voor de commissies voor de rijksentrepôts;
- meteorologisch instituut;
- onderzoek van de akten van oprichting van naamloze vennootschappen die op de nijverheid betrekking hebben;
- toezicht over openbare middelen van vervoer;
- tentoonstellingen van de nijverheid.[2]