In 1873 publiceert V.E.L. (Victor) de Stuers in De Gids zijn artikel "Holland op zijn smalst". Hierin verwoordt hij wat sinds midden van de negentiende eeuw in de aandacht kwam van historici en architecten: de zorg voor monumenten als taak van de overheid. In 1875 wordt bij Ministerie van Binnenlandse Zaken een afdeling Kunsten en Wetenschappen ingesteld, met Stuers als afdelingshoofd (tot 1901). Architect P.J. H. (Pierre) Cuypers is als adviseur aan het departement verbonden en betrokken bij bouw-en restauratiedossiers. In 1903 wordt – mede op aandringen van de Nederlandsche Oudheidkundige Bond - de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving ingesteld. Voor praktische uitvoering en toezicht rond historische gebouwen en restauraties ontwikkelt zich o.l.v. de Rijksarchitect voor de Monumenten A.J.M Mulder, een bureau, bekend als ‘Bureau Mulder’.
Victor De Stuers en Pierre Cuypers spelen een belangrijke rol in de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een Inventaris en eene Beschrijving van de Nederlandsche monumenten van Geschiedenis en Kunst. Deze wordt in 1903 bij Koninklijk Besluit opgericht (7 juli 1903, KB 44). De naam wordt Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving. Op 23 september 1903 vond de eerste vergadering plaats. De samenstelling was als volgt: dr. P.J.H. Cuypers, architect der Rijksmuseumgebouwen te Amsterdam, voorzitter; Jos. Th. Cuypers civiel en bouwkundig ingenieur te Amsterdam; H. Evers, hoogleraar Polytechnische School te Delft; J.A. Frederiks, architect te Middelburg; L.C. Hezenmans, architect te 's Hertogenbosch; F.A. Hoefer, gemeentearchivaris te Hattem; mr. S. Muller, rijksarchivaris te Utrecht; mr. J.C. Overvoorde, gemeentearchivaris te Leiden; C.H. Peters, rijksbouwmeester te 's-Gravenhage; jhr. mr. V.E.L. de Stuers, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te 's-Gravenhage. Secretaris der commissie (geen lid) werd J. Kalf, assistent bij het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst te Amsterdam.
Opdracht was om van de belangrijkste historische gebouwen in Nederland wetenschappelijk verantwoorde beschrijvingen te maken en deze uit te geven als De Geïllustreerde Beschrijving van de Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Daarnaast wilde de commissie per provincie een overzicht van historische gebouwen maken en publiceren. Men hoopte met deze Voorloopige Lijst bewustwording te creëren in een tijd waarin veel gebouwen gesloopt worden. Als de Rijkscommissie in 1918 wordt opgeheven, zijn er vier delen van de Voorlopige Lijst klaar.
Jan Kalf is secretaris van het stafbureau van de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving, de enige betaalde kracht. Van zijn hand verschijnt in 1912 het eerste deel van de voorgenomen reeks Geïllustreerde Beschrijvingen: De voormalige Baronie van Breda.
Vanaf 1910 ontwikkelt zich een discussie over restauratieprincipes, die vijf jaar later resulterend in de Grondbeginselen en voorschriften voor het behoud, de herstelling en de uitbreiding van oude bouwwerken (1915). Hiermee wordt afgestaan gedaan van de restauratieopvattingen van Cuypers en De Stuers.
Op grond van een interne evaluatie (subcommissie van onderzoek) naar de werkwijze en de resultaten van de rijkscommissie werd de rijkscommissie opgeheven. Tegelijkertijd werd de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg ingesteld bij Koninklijk Besluit van 10 mei 1918, nr. 66.