Taken van 1878-1900:
Onderafdeling Waterstaat:
- rivieren en lijnpaden, kanalen, wegen, veren;
- zee-en havenwerken;
- calamiteuze polders;
- indijkingen;
- droogmakerijen;
- verveningen;
- Rijn-, Maas- en Scheldevaart;
- reglementen van politie en heffing van rechten op binnenwateren en wegen;
- statistiek van de binnenlandse scheepvaart tot circa 1899;
- waterschappen en personeel waterschapsbesturen;
- personeel van de waterstaat;
- landsgebouwen;
- en tolheffing op particuliere wegen en kanalen (vanaf 1889).[2]
II. Onderafdeling Spoorwegen:
- aanleg van staatsspoorwegen en technische zaken die deel uitmaken van het spoorwegverkeer;
- onteigeningswetten voor spoorwegen;
- toezicht op de spoorwegen waaraan het Rijk concessie heeft verleend voor aanleg en exploitatie;
- technische voorwaarden verbinden aan de concessies voor de aanleg van spoorwegen;
- uitvoeren van de wet die dienst en gebruik van spoorwegen regelt (9 april 1875 St. 67) en toezicht houden op de spoorwegdiensten van bijzondere ondernemingen;
- aansluiting aan en doorsnijding van spoorwegen;
- gemeenschappelijk gebruik van spoorwegen en stations;
- afsluitingen, uitwegen en toegangswegen;
- personeel bij de aanleg van staatsspoorwegen en van de raad van toezicht op de spoorwegdiensten.[3]
III. Landsgebouwen en personeel (vanaf circa 1898/1899):
- bestekken en contracten voor de uitvoering van waterstaatswerken;
- toekennen van subsidies voor de aanleg en verbetering van kanalen en wegen;
- statistiek van de binnenlandse scheepvaart (vanaf 1899);
- uitgeven van de verzameling wetten, decreten, besluiten, traktaten etc. betreffende de waterstaat.[4]