Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Parallelle namen
Departement voor de Zaken der Hervormde en andere Erediensten
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1815
Einddatum
1818-03-18
Geschiedenis

Het Commissariaat-Generaal van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was vanaf september 1815 provisioneel belast met de zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve Rooms-Katholieke zaken. Voor 1815 ressorteerden alle eredienstzaken onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Na de vereniging met België werden in 1815 de eredienstzaken onttrokken aan Binnenlandse Zaken en opgedragen aan twee zelfstandige departementen: één voor de Hervormde en andere erediensten en één voor de Rooms-Katholieke eredienst.[1]

De bemoeienis van het departement betrof de Protestantse kerken zoals de Hervormde, Lutherse, Doopsgezinde en Remonstrantse kerken, maar ook het Israëlitisch kerkgenootschap. De administratie van het departement werd gevoerd door de secretaris-adviseur die verantwoording af moest leggen aan de commissaris-generaal. Hoewel in de Tweede Kamer regelmatig werd aangedrongen op opheffing dan wel vereniging van de departementen van erediensten, bleven de organen gehandhaafd door Willem I. Wellicht achtte hij ze van belang voor de realisering van zijn kerkelijke politiek.[2]

De overheid bleef zich bemoeien met kerkelijke zaken, ondanks de omwenteling van 1795 een einde had gemaakt aan de bevoorrechte positie van de Gereformeerde kerk. De Gereformeerde kerk kon de financiële ondersteuning van de staat niet missen. Hervatting van de steun leidde op grond van het gelijk­heidsbeginsel tot een gelijke behandeling voor alle bestaande kerkgenootschappen. In de Grondwet van 1815 (artikelen 190-196) was sprake van ‘gelijke bescher­ming' voor alle bestaande godsdiensten en van voortzetting de financiële steun. Ook was er sprake van de bevoegdheid van de overheid om te waken voor de openbare orde en erop toe te zien dat de gefourneerde gelden door de kerkgenootschappen op de juiste manier werden besteed. Hoofdtaken van het departement werden daarom financiële ondersteuning en toezicht op de organisatie.[3]

Het financiële toezicht bij de Hervormde Kerk was geregeld in het Algemeen Reglement van 1816. Het door de hervormde kerkvoogdijen gevoerde beheer over de kerkelijke goederen stond onder toezicht van provinciale colleges. De Koning benoemde de leden voor colleges uit de leden van de provinciale kerkbesturen en leden van Gedeputeerde Staten. De provinciale gouverneur was vaak de voorzitter.[4]

Functies en activiteiten

Hoofdtaken van de erediensten waren financiële ondersteuning en toezicht op de organisatie. Dit waren taken omtrent:

- de uitbetaling van traktementen en pensioenen van kerkelijke bedienaren;

- de uitbetaling van kinder-, school- en academiegelden ten behoeve van minderjarige en/of studeren­de kinderen van predikanten, toekenning van studiebeurzen;

- verlenen van financiële steun aan seminaries, kerkbesturen en kerkfabrieken;

- toestemming geven voor de aanvaarding van schenkingen en legaten aan kerken en kerkelijke instellingen van armenzorg;

- toestemming geven voor de bouw en herstel van kerkgebouwen en pastorieën, en eventueel subsidies verlenen;

- reglementering van de kerkgenootschappen.[5]

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Commissariaat-Generaal voor het Onderwijs, de Kunsten en de Wetenschappen 1815 tot 1818 Het Commissariaat-Generaal voor het Onderwijs, de Kunsten en de Wetenschappen was belast met het beheer van het Departement voor de Zaken van de Hervormde en andere Erediensten.
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Generale Directie voor de zaken van de Hervormde en andere Erediensten 1818-03-19
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/17ab122c-b666-424d-a8a9-8217ca32c481
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 275.

[2] Ibidem, 276.

[3] Ibidem, 277.

[4] Ibidem, 278.

[5] Ibidem, 277-278.