De Directeur-Generaal was verantwoordelijk voor de onder hem ressorterende directies betreffende coördinatie werkzaamheden van deze directies, alsmede van de politieke werkzaamheden van de directoraten-generaal. De onderliggende directies behandelden alle aangelegenheden van buitenlandse politiek in de ruimste zin van het woord, dus alle zaken waaraan een beleidsaspect was verbonden, ongeacht of het zuiver politieke dan wel economische, sociale of verkeersvraagstukken gold, voor zover zij betrekking hebben op de bij ieder bureau vermelde landen of regionale organisaties.[1]