Strafgevangenissen waren gevestigd te ’s-Gravenhage, Leeuwarden, Rotterdam, Groningen, Arnhem, Breda, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Roermond, Alkmaar en Zutphen.
Huizen van bewaring waren aanwezig te ’s-Hertogenbosch, Amsterdam, ’s-Gravenhage Rotterdam, Utrecht, Arnhem, Haarlem, Breda, Leeuwarden, Roermond, Maastricht, Zwolle, Assen, Dordrecht, Middelburg, Almelo, Groningen, Winschoten en Alkmaar.
Rijkswerkinrichtingen waren gevestigd te Veenhuizen en Breda. |
In elk gesticht en inrichting bestond het gestichtsbestuur uit de directeur, terzijde gestaan door een college van regenten en onder toezicht van een commissie van toezicht.
De tuchtscholen waren gevestigd voor jongens te Ginneken en te Nijmegen, voor meisjes te Montfoort;
de Rijksopvoedingsgestichten voor jongens te Amersfoort en Doetinchem, voor meisjes te Zeist.
Rijksasielen voor mannelijke psychopaten waren gevestigd te Avereest en te ’s-Gravenhage, een Rijksasiel voor vrouwelijke psychopaten was gevestigd te Avereest.[2]