De Staatsregeling van 1798 riep het Agentschap voor de Buitenlandse Betrekkingen in leven. In 1801 werd dit agentschap omgezet in een Secretariaat voor de Buitenlandse Zaken. In 1806 werd dit het Ministerie van Buitenlandse Zaken onder het Koninkrijk Holland. Na de inlijving bij het Franse keizerrijk in 1810 was er geen ruimte voor een zelfstandig departement. Eind 1813 werd het departement heropgericht als Secretariaat van Buitenlandse Zaken. In de eerste jaren na 1813 kende Nederland een vrij actieve buitenlandse politiek in verband met het streven van koning Willem I zijn rijk als grote mogenheid erkend te krijgen.[1]
Gijsbert Karel van Hogendorp werd benoemd tot secretaris van staat voor Buitenlandse Zaken op 7 december 1813. Hij was lid van het Algemeen Bestuur en een van de grondleggers van de nieuwe staat. Van Hogendorp was afkerig van een administratie met talrijke afdelingen en bureaus. Bij de regeling van de organisatie en werkwijze in maart 1814 kwamen er dan ook slechts twee bureaus. Het Secretariaat werd in 1815 opgevolgd als Ministerie van Buitenlandse Zaken.[2]