De afdeling Handel had in 1907 taken omtrent:
- bemoeienis met de industriële bedrijvigheid;
- handelspolitiek, handelsrecht, handelsonderwijs;
- maatregelen in het belang van de eerlijkheid in de handel en tot erkenning van intellectueel eigendom;
- maatregelen ter bevordering van de handel met het buitenland;
- tentoonstellingen;
- kamers van koophandel en fabrieken;
- personeel van de commissies voor de algemene entrepôts.[2]
Van 1913 t/m 1920 waren de volgende taken daarbij gekomen:
- bevordering van de commerciële belangen van de verschillende takken van volksbestaan (uitgezonderd van de landbouw);
- proefstations en vakonderwijs ten behoeve van handel en industrie;
- maatregelen in het belang van de middenstand;
- maatregelen betreffende handelswegen voor Nederland van belang;
- bewerking en verspreiding van door het Ministerie van Buitenlandse Zaken beschikbaar gestelde economische berichten van Nederlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren;
- verzameling en bewerking van gegevens voor de economische ontwikkeling van Nederland;
- samenstelling en uitgave van een jaarverslag over de toestand van de verschillende takken van volksbestaan (uitgezonderd van de landbouw), verspreiding van deze gegevens door middel van de uitgave van een weekblad en van afzonderlijke rapporten (zowel schriftelijke en mondelinge mededelingen aan belanghebbenden);
- inrichting en beheer van de economische bibliotheek en de daaraan verbonden openbare leeszaal.[2]