De 7e Afdeling had taken omtrent:
- Rijkstucht –en opvoedingswezen;
- het beheer van de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten;
- het personeel van deze gestichten;
- de geestelijke en materiële verzorging van de verpleegden;
- opleiding en reclassering (voorwaardelijk en onvoorwaardelijk ontslag en voorwaardelijke invrijheidsstelling);
- voogdijraden;
- toezicht op de verpleging in particuliere opvoedingsgestichten en in gezinnen;
- observatiehuizen;
- overdracht van de beschikking van de Regering gestelde minderjarigen aan particuliere zorg;
- voorwaardelijk en onvoorwaardelijk ontslag van deze minderjarigen;
- subsidiëring van het op het terrein van de Kinderwetten werkzame rechtspersonen;
- ondertoezichtstelling;
- voorwaardelijke veroordeling van strafrechtelijke minderjarigen;
- wat verder betrekking heeft op de uitvoering van de Kinderwetten.[2]