De Administratie van de Domeinen had taken omtrent:
– het verkrijgen en vervreemden van onroerende goederen door middel van aankoop,
onteigening, overdracht van beheer, erfpacht, huur, pacht, verkoop, schenking, ruiling, grensregeling, ruilverkaveling;
– het vestigen van erfdienstbaarheden en andere beperkingen ten behoeve en ten laste van onroerende goederen;
– het exploiteren van onroerende goederen door middel van verhuur, verpachting, medegebruik van voorzieningen, uitgifte in erfpacht, uitgifte in opstalrecht, verkoop van veldvruchten en grasgewassen, verlening van jacht- en visvergunningen, verlening van vergunningen tot winning van zand, tot het hebben van kabels en leidingen en tot tijdelijk gebruik van terreinen;
– het onderhouden, instandhouden en verbeteren van onroerende goederen;
– het exploiteren van agrarische bedrijven in eigen beheer;
– het verkopen van overtollige roerende goederen, afkomstig van andere rijksdiensten;
– het beheren en afkopen van aan de Staat toekomende grondrenten, uitgangen, cijnzen, tijnzen en andere periodieke inkomsten;
– het beheren en afkopen van tiendrechten;
– het beheren van vicarieën, beneficiën en prebenden;
– het betalen en afkopen van vaste, onveranderlijke door de Staat verschuldigde lasten;
– het beheren en liquideren van onbeheerde nalatenschappen en zaken zonder eigenaar.[1]