In maart 1902 stelde de Nederlandse regering een commissie in met als taak: het uitgeven van historische bronnen, op wetenschappelijk verantwoorde wijze en volgens een vast plan. Die opdracht vloeide voort uit de ontwikkeling die de geschiedwetenschap in de loop van de negentiende eeuw doormaakte, waarbij het opsporen en bestuderen van de originele bronnen steeds belangrijker werd. Daardoor ontstond behoefte aan bronnenpublicaties die volgens erkende wetenschappelijke normen en met garantie voor continuïteit tot stand zouden komen. In 1904 publiceerde de 'Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën' haar werkprogramma. Een jaar later al verscheen de eerste bronnenpublicatie in de RGP-reeks. Deze reeks wordt nu door het ING uitgegeven.Organisatorische veranderingenSinds 1902 is er veel veranderd, vooral in organisatorisch opzicht. De Commissie voor de RGP kreeg in 1910 een eigen Bureau. Dat Bureau bleef bestaan toen de commissie in 1937 werd opgeheven. In 1948 kwam er een nieuwe commissie onder de naam 'Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis'. In 1989 werden de Rijkscommissie en haar Bureau omgevormd tot het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en ondergebracht bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Sinds begin 2003 werkt het instituut nauw samen met het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG). Het bureau van het KNHG maakt deel uit van het ING.Breder werkterreinHet werkterrein is sinds de begintijd aanzienlijk verbreed. Toen al verschenen naast bronnenpublicaties ook 'archiefwijzers' die onderzoekers de weg wezen naar (buitenlands) bronnenmateriaal. Tegenwoordig verzorgt het ING ook de uitgave van onderzoeksgidsen, congresbundels, de nationale historische bibliografie, een biografisch woordenboek, broncommentaren en (samen met het KNHG) de BMGN, het toonaangevende vaktijdschrift voor de Nederlandse geschiedenis. Instituutsuitgaven verschijnen niet meer alleen in de vertrouwde 'groene banden' maar ook in andere reeksen of digitaal.