Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1866
Einddatum
1870
Geschiedenis

Het Ministerie van Justitie was van 1866 tot 1870 belast met de administratie voor de zaken van de Rooms-Katholieke Eredienst, behalve in de periode van januari tot augustus 1868 toen korte tijd een eigen ministerie fungeerde. Na augustus 1868 kwam de administratie weer terug bij het Ministerie van Justitie. In 1870 werden de departementen van erediensten definitief opgeheven, omdat 'voortdurende instandhouding van die Departementen niet strookt met het Staatsregtelijk beginsel van scheiding van Kerk en Staat'. [1] Op 29 oktober werden de uitvoering en toepassing van de bepalingen ten aanzien van alle kerken, godsdienstige en kerkelijke instellingen van weldadigheid werden opgedragen aan de minister van Justitie. De financiële zaken gingen naar de minister van Financiën.[2]

Functies en activiteiten

Het Eerste Bureau had taken omtrent:

- het inschrijven, afschrijven en verzenden van de inkomende en uitgaande stukken;

- agenda en index;

- comptabiliteit van de zegel –en legesgelden;

- zaken van de huishouding van het ministerie en andere zaken van gemengde aard.

 

Het Tweede Bureau had taken omtrent:

- zaken van algemeen en bijzonder staatsbelang en van kerkgenootschappelijke aard, waarvoor onderzoek, overweging, raadpleging, overleg of medewerking van staatswege wordt vereist;

- rapporten of voordrachten aan de Koning;

- briefwisseling;

- verschillende takken en belangen van staats –of kerkelijk beheer;

- bescherming, toezicht, ondersteuning, openbare oefening van godsdienst;

- inrichting en bestuur van de bisdommen, dekenaten, parochiën en andere kerkelijke instellingen van godsdienstige of liefdadige aard;

- oprichting van kerkelijke gemeenten, openbare kerkgebouwen en pastorijen;

- aanvaarding van makingen, schenkingen en stichtingen;

- stoffelijke behoeften van seminaries, kerken, kerkleraren, kerkfabrieken of kerkbesturen. De daarvoor van staatswege te verlenen onderstand, beurzen, jaarwedden, toelagen of andere tegemoetkomingen;

- kerkelijke pensioenen;

- aalmoezeniersdienst voor het leger en de gevangenissen;

- kerkelijk armwezen;

- kerkelijke zendingen in de Oost –en West-Indische bezittingen;

- zaken van verschillende aard.

 

Het Derde Bureau had taken omtrent:

- registers van de kerkelijke instellingen, van het personeel van de dienstdoende geestelijkheid, de gepensioneerde kerkelijke personen, de traktementen, toelagen, onderstanden en andere verstrekkingen;

- kerkelijke statistiek;

- begroting van de uitgaven van het ministerie en de uitvoering daarvan;

- betaalbaarstelling en boekhouding van de uitgaven;

- jaarlijkse rekeningen en verantwoordingen en war verder tot de werkzaamheden van de comptabiliteit behoort;

- verzameling van de wetten, besluiten, verordeningen en beslissingen;

- zorg voor de bibliotheek en de bewaring van de archieven.[3]

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Ministerie van Justitie 1866 tot 1870
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Administratie van de Rooms-Katholieke Eredienst (BuZa) 1866
Ministerie voor de zaken van de Rooms-Katholieke Eredienst 1868-08-30
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
2e Afdeling (Justitie) 1870 De zaken omtrent de Rooms-Katholieke erediensten zijn opgegaan in de 2e Afdeling.
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/c69e70d6-40b1-4dee-a2a0-7bc3176cd812
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 275-277.

[2] H. Bonder, ‘Beschrijving van het archief. Archiefvorming. Geschiedenis van de archiefvormer. 1. Departementen’, Inventaris van de archieven van de Departementen betreffende de Rooms-Katholieke Erediensten, 1815-1870 2.07.01.07 (Nationaal Archief 1931).

[3] Staatsalmanak 1867.