Het Directoraat-generaal had taken omtrent:
-Het bevorderen van optimale arbeidsomstandigheden voor de werkende mens;
-Het voorbereiden en uitvoeren van wettelijke maatregelen op dit terrein met name met betrekking tot de arbeidswet 1919, de veiligheidswet 1934, de wet van 1951 betreffende een wekelijke rustdag voor toonkunstenaars, die dans- en amusement muziek ten gehore brengen, de Caissonwet 1905, de Steenhouwerswet 1921, de Stuwadoorswet, de fosforluciferswet 1901, de Huisarbeidswet 1933, Rijtijdenwet 1936, de Wet op de gevaarlijke voertuigen 1952, de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, alsmede de Kernenergiewet, voor zover verband houdend met arbeidsbescherming;
-Bevordering en toepassing met maatregelen met betrekking tot de stoomwet 1953.[1]