Deze nieuwe afdeling voerde de volgende taken uit:
- Toepassing van de Armenwetten van 1854 en 1912
- Machtiging aan de besturen van niet-kerkelijke instellingen van weldadigheid tot het aanvaarden van makingen en schenkingen
- Beslissing op verzoeken om vergunning tot het inzamelen van gelden
- Overname van armlastige Nederlanders, waaronder staatswezen
- Toepassing van de Krankzinnigenwet, 1884
- Toepassing van de Gezondheidswet, 1901
- Toepassing van de Wet regelende de voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, apothekersbediende en vroedvrouw, 1878
- Toepassing van de Wet betreffende de uitoefening der geneeskunde en der artsenijbereidkunde, 1865
- Toepassing van de Wet houdende bepalingen omtrent de invoering van de Nederlandse Pharmacopea, 1871
- Toepassing van de Wet houdende voorziening tegen besmettelijke ziekten, 1872
- Toepassing van de Wet betreffende het gezondheidsonderzoek op zeeschepen, 1877
- Toepassing van de Drankwet, 1881
- Toepassing van de Woningwet, 1901
- Toepassing van de Pandhuiswet, 1911
- Toepassing van de Begrafeniswet, 1869[3]