Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1842
Einddatum
1945
Geschiedenis

Het Ministerie van Koloniën werd opgericht in 1842. Koloniën was vanaf 1813 met verschillende beleidsterreinen samengevoegd geweest, zoals de marine. Vanaf 1842 tot 1940 zou koloniën zelfstandig als ministerie fungeren. Het ministerie kende begin 1842 naast het Kabinet en de Algemene Secretarie  een zevental bureaus die met letters werden aange­duid. Later kwamen daar meer bureaus bij, zoals voor de geheime kabinetsstukken (bureau H) en de koloniale begrotingen (bureau I). Daarnaast ressorteerden ook twee technische bureaus voor koloniale bestellingen en remises, het Koloniaal Etablissement (ook wel koloniaal bureau of koloniaal magazijn) te Amsterdam en het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk.

            In juni 1859 werd de bureau-organisatie van Koloniën opnieuw vastgesteld. Vergeleken met de organisatie begin 1842 valt op te merken, dat de vroegere bureaus E, F en G zijn opgegaan in de bureaus A, B en C en dat de comptabele taken nu verdeeld zijn over liefst vier bureaus. In de jaren-1860 zijn in deze organisatie enige weinig ingrijpende wijzigingen aangebracht.

            Van meer belang was de in 1874 doorgevoerde reorganisatie. Het bureau Oost-Indische Algemene zaken (A-Az) werd toen opgewaardeerd tot afdeling. De afdeling kwam onder leiding van een raadadviseur en werd tegelijk gesplitst in een drietal bureaus. Elk bureau had een referendaris aan het hoofd en verrichtte taken die behoorden tot de werkkring van de Oost-Indische departementen. De bestuursinrichting in Nederlands-Indië stond dan ook model voor de reorganisatie van het Ministerie van Koloniën. Het 1e bureau (A1) werd `de bestuurlijke kop in Nederland' op drie Indische departementen: a. Justitie b. Onderwijs, eredienst en nijverheid en c. Marine. Het 2e bureau (A2) behandelde zaken van het Indische departement van Financiën en de koloniale begrotingen. Het 3e bureau (A3) was belast met zaken van de departementen Binnenlands Bestuur en Openbare Werken. Kenmerkend aan de organisatie indeling was de geringe betekenis van het Kabinet. De leiding van het kabinet werd in 1874 opgedragen aan de chef van bureau A3.

            Afgezien van de oprichting in 1878 van het Technisch Bureau en in 1893 van de Geneeskundige Commissie (later gewijzigd in Geneeskundige Raad), bleef de organisatie tot 1896 ongewijzigd. In april van dat jaar werden de bestaande bureaus (met uitzondering van het Kabinet en de bureaus Secretarie, Index/agenda en Archief) omgezet in afdelingen. Dit gold ook voor elk van de drie bureaus van de afdeling Oost-Indische zaken: deze afdeling als zodanig werd vervangen door drie zelfstandige afdelingen (A1, A2 en A3). In de jaren daarna hadden veranderingen in de departementale organisatie in Nederlands-Indië ook gevolgen voor de interne organisatie binnen Koloniën, zoals de oprichting van een nieuwe afdeling A4 voor zaken die in Nederlands-Indië ressorteerden onder het departement van Gouvernementsbedrijven (in 1908).[1]

 

Periode 1917-1940

Bij een nieuwe reorganisatie per 1 januari 1917 werd de `volgorde der afdeelingen van het IIde Hoofdstuk der Ind(ische) begrooting ... als leidraad genomen'.[2] Om die reden moest gescho­ven worden met de taken van de afdelingen, die voortaan niet meer met een letter maar met een cijfer werden aangeduid. Er kwamen nu, naast Kabinet en Algemene Secretarie, liefst 14 afdelingen, drie meer dan in de jaren ervoor. Bij de meeste daarvan was het takenpakket min of meer ongewijzigd ten opzichte van de voorganger. De bestaansperiode van sommige van de in 1917 gevormde afdelingen was erg kort.

            Gedurende de jaren-1920 werd op Koloniën steeds meer de behoefte gevoeld aan een aparte hoofdambtenaar. Deze persoon zou dan rechtstreeks contact kunnen onderhouden met de gouverneur-generaal en de hoofden van departementen in Nederlands-Indië. Op deze manier konden de minister en secretaris-generaal ontlast worden. De introductie van een loco-secretaris-generaal in januari 1919 had in dit opzicht onvoldoende soelaas gebracht. Omdat de Indische regering ingevolge de Indische Staatsregeling van 1925 meer zelfstandigheid zou krijgen wenste de Raad van Indië, dat deze nieuwe verhouding weerspiegeld zou worden in een Indisch Agentschap in Nederland. In 1927 werd het Commissari­aat voor Indische Zaken (CIZ) opgericht, dat alle departementstaken inzake uitzending naar Indië van mensen en materieel moest overnemen. De chef ervan bleef echter ondergeschikt aan de minister van Koloniën.

            De oprichting van het CIZ had voor de organisatie van het ministerie grote gevolgen. De 8e, 9e en 12e afdeling gingen over naar het CIZ, waar ze de afdelingen C, B en D gingen vormen. De (3e) afdeling Comptabiliteit werd niet gesplitst; wel ging in 1935 een deel van de taak over naar de Directie Indische Pensioenfondsen, die onder het CIZ viel. Het Commissariaat voor Indische Zaken (CIZ), waaraan dus een fors gedeelte van de departementale taak was gedelegeerd, bestond eveneens uit een groot aantal afdelingen. Zo kende het een aparte afdeling (A) Algemene zaken en Kabinet. Het Technisch Bureau en het Koloniaal Etablissement waren nu als afdelingen E en F in het CIZ geïncorporeerd. Door deze veranderingen werden de bestaande afdelingen van het Ministerie van Koloniën opnieuw genummerd.[3]

Functies en activiteiten

De specifieke taken van het Ministerie van Koloniën richtten zich vooral op een viertal terreinen: de inrichting van het koloniaal bestuur, de koloniale financiën en begrotingen, de defensie en de buitenlandse betrekkingen van de overzeese gebieden en ten slotte de personeels- en materieelvoorziening.

            Het Ministerie van Koloniën ontving vanuit Oost- en West-Indië een voortdurende stroom van informatie over de verrichtingen van de koloniale besturen in die gebieden. De departementen in Nederlands-Indië hadden in Den Haag hun bestuurlijke evenbeeld in afdelingen van het ministerie van Koloniën, waar het beleid werd voorbereid. De uitvoering geschiedde uiteraard in Indië zelf.[4]

Relaties
Onderliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Bureau A. Oost-Indische Zaken (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau B. West-Indische zaken (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau C. Militaire Zaken (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau D. Comptabiliteit (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau E. Burgerlijke dienst (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau F. Personeel militair (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau G. Materieel militair (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau H. Geheime en Algemene zaken (Koloniën) 1842 tot 1859
Bureau I. Koloniale Begrotingen (Koloniën) 1843-12-20 tot 1859
Bureau A. Oost-Indische Zaken (Koloniën) 1859 tot 1861
Bureau B. West-Indische zaken (Koloniën) 1859 tot 1896
Bureau C. Militaire Zaken (Koloniën) 1859 tot 1896
Bureau D. Certificaten van oorsprong (Koloniën) 1859 tot 1874
Bureau E. Controle van de koloniale bestellingen en remises, koloniale begrotingen en staatsbegroting (Koloniën) 1859 tot 1871
Bureau F. Koloniale bestellingen (Koloniën) 1859 tot 1874
Bureau G. Historisch Bureau en Bibliotheek (Koloniën) 1859 tot 1879
Bureau H. Kabinet van de minister en Bureau Geheime en Algemene Zaken (Koloniën) 1859 tot 1874
Bureau I. Verificatie van de administratie van het koloniaal werfdepot te Harderwijk (Koloniën) 1859 tot 1861
Bureau Agenda en Archief (Koloniën) 1859 tot 1863
Bureau Index (Koloniën) 1859 tot 1863
Bureau Agenda en Index (Koloniën) 1863 tot 1905
Bureau Algemene Secretarie en Expeditie (Koloniën) 1859 tot 1917
Koloniaal Etablissement te Amsterdam (Koloniën) 1860 tot 1927
Bureau Oost-Indische (Algemene) Zaken (Koloniën) 1861 tot 1874
Bureau Oost-Indische (Personele) Zaken (Koloniën) 1861 tot 1874
Bureau Begrotingen (Koloniën) 1865 tot 1870
Bureau E. Comptabiliteit en Begrotingen (Koloniën) 1871 tot 1874
Bureau Archief (Koloniën) 1863 tot 1905
Afdeling A. Oost-Indische Zaken (Koloniën) 1874 tot 1896
Bureau D. Personeel (Koloniën) 1874 tot 1896
Bureau E. Comptabiliteit (Koloniën) 1874 tot 1896
Bureau F. Aanschaffing en uitzending van gouvernementsgoederen (Koloniën) 1874 tot 1896
Bureau G. Koloniaal Verslag (Oost-Indië) en Bibliotheek (Koloniën) 1895 tot 1896
Technisch Bureau (Koloniën) 1878 tot 1927
Kabinet van de Minister (Koloniën) 1874 tot 1940
Afdeling A1. Justitie, onderwijs en eredienst (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling A2. Financiën en begrotingen (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling A3. Binnenlands bestuur, landbouw, nijverheid en handel (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling A4. Gouvernementsbedrijven en burgerlijke openbare werken (Koloniën) 1908 tot 1917
Afdeling B. West-Indische Zaken (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling C. Militaire zaken (Koloniën) 1896 tot 1908
Afdeling C1. Algemene legerzaken en marine (Koloniën) 1908 tot 1917
Afdeling C2. Militair personeel (Koloniën) 1908 tot 1917
Afdeling D. Personeel (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling E1. Comptabiliteit (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling E2. Pensioenen (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling F. Aanschaffing en uitzending van gouvernementsgoederen (Koloniën) 1896 tot 1917
Afdeling G. Oost-Indisch verslag en Bibliotheek (Koloniën) 1896 tot 1917
Statistisch Bureau (Koloniën) 1901 tot 1917
Bureau Agenda en Archief (Koloniën) 1905 tot 1917
Algemene Secretarie (Koloniën) 1917 tot 1927
1e Afdeling Rechtswezen (Koloniën) 1917 tot 1940
2e Afdeling Geldwezen en belastingen (Koloniën) 1917 tot 1940
3e Afdeling Begroting en Comptabiliteit (Koloniën) 1917 tot 1940
4e Afdeling Binnenlands bestuur. Decentralisatie, Landbouw, Nijverheid, Handel en Scheepvaart (Koloniën) 1917 tot 1927
5e Afdeling Onderwijs, eredienst, volksgezondheid (Koloniën) 1917 tot 1927
6e Afdeling Gouvernementsbedrijven; Burgerlijke openbare werken (Koloniën) 1917 tot 1927
7e Afdeling Land- en Zeemacht (Koloniën) 1917 tot 1927
8e Afdeling Personele zaken, militaire dienst (Koloniën) 1917 tot 1927
9e Afdeling Personele zaken, burgerlijke dienst (Koloniën) 1917 tot 1927
10e Afdeling West-Indische zaken (Koloniën) 1917 tot 1922
10e Afdeling Suriname en Curaçao (Koloniën) 1922 tot 1927
11e Afdeling Pensioenen (Koloniën) 1917 tot 1927
12e Afdeling Aanschaffing en uitzending van gouvernementsgoederen (Koloniën) 1917 tot 1927
13e Afdeling Oost-Indisch verslag en Boekerij (Koloniën) 1917 tot 1922
14e Afdeling Statistisch bureau (Koloniën) 1917 tot 1919
Commissariaat voor Indische Zaken (CIZ) 1927 tot 1940
4e Afdeling Binnenlands bestuur; Onderwijs en eredienst; Landbouw, nijverheid, handel, scheepvaart (Koloniën) 1927 tot 1937
5e Afdeling Burgerlijke openbare werken en Gouvernementsbedrijven (Koloniën) 1927 tot 1940
6e Afdeling Militaire zaken (land- en zeemacht) (Koloniën) 1927 tot 1940
7e Afdeling Suriname en Curaçao (Koloniën) 1927 tot 1940
Achtste Afdeling (Koloniën) 1937 tot 1940
Boekerij (Koloniën) 1927 tot 1934
Kabinet (Koloniën) 1842-01-01 tot 1859
Algemene Secretarie (Koloniën) 1842-01-01 tot 1859
4e Afdeling Welvaartszaken 1937 tot 1940
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Marine en Koloniën 1842
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen 1945
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Nationaal Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/6ed6e0a0-b9fc-4044-a04a-eb73ac1fe014
Bronnen

[1] F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004) 352-354.

[2] Ibidem, 354.

[3] Ibidem, 354-356.

[4] Ibidem, 356.